Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/2.6.5.1
2.6.5.1 Vermindering van loonbelasting en de afweging van rechtsbeginselen
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS393718:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Voetnoten
Voetnoten
Zie over de beschikking tot vermindering van loonbelasting uitgebreid C.W.M. van Ballegooijen, Loonbelasting, Deventer 1992, hoofdstuk 19.
Zie art. 30, derde lid, Wet LB. Overigens bepaalt art. 64, tweede lid, letter b IB dat altijd een aanslag in de inkomstenbelasting wordt opgelegd indien een beschikking vermindering van loonbelasting is gegeven.
Volgens het jaarverslag 1994 van de Belastingdienst werden er in 1994 987.000 verzoeken om vermindering van loonbelasting gedaan..
Voor vele belastingplichtigen is de inhouding van loonbelasting door de werkgever een voorheffing van de inkomstenbelasting. Met name in de situaties dat een belastingplichtige naast zijn loon uit dienstbetrekking nog ander inkomen heeft, wordt hij ook in de inkomstenbelasting betrokken. In dit kader is voor ons interessant dat degene die in de inkomstenbelasting wordt aangeslagen en bij wie loonbelasting op het loon wordt ingehouden, in sommige gevallen de mogelijkheid heeft een vermindering van de door zijn werkgever in te houden loonbelasting aan te vragen.1 Indien bijvoorbeeld iemands werkelijke aftrekbare kosten hoger zijn dan het reeds in de tabellen van de loonbelasting verwerkte forfait, kan hij ingevolge art. 30, tweede lid, Wet LB een beschikking bij de inspecteur aanvragen. Bij deze beschikking bepaalt de inspecteur dat aanspraak bestaat op een vermindering van loonbelasting. Ook in de gevallen dat een belastingplichtige een bedrag aan hypotheekrente met betrekking tot de eigen woning moet betalen, dan wel anderszins persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten of aftrekbare giften heeft, kan een dergelijke beschikking worden aangevraagd.2
Het is duidelijk dat voor de burgers deze mogelijkheid om in verband met soms grote uitgaven de inhouding van de loonbelasting aan te passen, vooruitlopend op de vaststelling van hun aanslag inkomstenbelasting, van groot belang is. Zij zijn dan ook gebaat niet een snelle afhandeling van hun verzoek door de fiscus. Voor de fiscus brengt een en ander met zich mee dat inderdaad snelheid wordt betracht bij de behandeling van de aanvragen en dat, mede gezien de grote aantallen waarom het gaat, slechts met een globale toetsing van de verzoeken moet worden volstaan.3 De afhandeling geschiedt doorgaans ook op administratief niveau.
Ook hier staat weer een aantal belangen tegenover elkaar. Enerzijds het belang van de belastingplichtige die een snelle aanpassing van de inhouding van loonbelasting wenst en anderzijds het belang van de fiscus dat niet tot een te laag bedrag loonbelasting wordt ingehouden. Als dat laatste zich toch voordoet, bijvoorbeeld omdat een aftrek van lijfrentepremies ten onrechte is verdisconteerd bij de inhouding van de loonbelasting, zal de inspecteur bij de aanslagregeling de aftrek van de premies niet accepteren en de aanslag op een hoger bedrag vaststellen. Het gevolg hiervan kan weer zijn dat de belastingplichtige zich geschaad voelt in het vertrouwen dat hij dacht te kunnen ontlenen aan de beschikking tot vermindering van loonbelasting. Bij deze beschikking werd juist terzake van dezelfde aftrekpost de inhouding van loonbelasting aangepast.
Naar aanleiding van een dergelijke casuspositie heeft de Hoge Raad in HR 18 maart 1987, nr. 24237, BNB 1987/230 weer de afweging gemaakt tussen het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De Hoge Raad besliste dat in het algemeen het legaliteitsbeginsel zwaarder weegt dan het vertrouwensbeginsel. Met name de aard en de wijze van totstandkoming van een beschikking tot vermindering van loonbelasting staan eraan in de weg om in het algemeen een gebondenheid van de inspecteur aan zijn eerdere handelen aan te nemen. Toch onderkende de Hoge Raad dat onder bepaalde omstandigheden dit anders kan liggen.
In HR 18 maart 1987, nr. 24237, BNB 1987/230, m.n. Hoogendoorn, had een belastingplichtige een beschikking tot vermindering van loonbelasting aangevraagd ter zake van de betaling van uitkeringen op grond van een overeenkomst. Belanghebbende stelde dat hij op grond van het feit dat de inspecteur beschikte over de tekst van de overeenkomst het vertrouwen mocht ontlenen dat de inspecteur de overeenkomst ook als een lijfrente-overeenkomst duidde. De Hoge Raad overwoog dat ‘in het algemeen een beschikking als de onderhavige – ook als daarin niet een met het oog hierop uitdrukkelijk gemaakt voorbehoud is opgenomen, hetgeen aanbeveling zou verdienen – de inspecteur niet ertoe verplicht een zelfde standpunt in te nemen bij de vaststelling van de aanslag in de inkomstenbelasting van dezelfde belastingplichtige voor hetzelfde jaar. Aan een zodanige gebondenheid staan aard en wijze van totstandkoming van een beschikking tot vermindering van loonbelasting in de weg, omdat zij betreft een bij wege van voorheffing geheven belasting en zij veelal berust op schattingen van toekomstige uitgaven, hetgeen met zich brengt dat een grondig onderzoek van de zijde van de belastingadministratie niet voor de hand ligt. Evenvermelde regel dient echter uitzondering te lijden indien het bij de vermindering van loonbelasting niet gaat om vaststelling van de omvang van toekomstige uitgaven, maar om de ... rechtsvraag of een bepaalde uitgaaf is aan te merken als een persoonlijke verplichting, en de belastingplichtige bovendien, gelet op de door hem in verband met het verzoek verstrekte inlichtingen en alle overige van belang zijnde hem bekende omstandigheden, redelijkerwijs kan aannemen dat de inspecteur, alvorens zijn beschikking te geven, de voor de beantwoording van evenbedoelde vraag van belang zijnde feiten aan een voldoende grondig onderzoek heeft onderworpen.’