Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden
2.6 Steun voor samenwerking in de bosbouwsector
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, PbEU 2022, C 485 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/C 485/01)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(575)
De Commissie zal steun voor samenwerking in de bosbouwsector aanmerken als verenigbaar met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag als die steun in overeenstemming is met deel I, hoofdstuk 3, van deze richtsnoeren en met de in deze afdeling vermelde voorwaarden.
(576)
De steun mag alleen worden toegekend ter bevordering van samenwerking die bijdraagt aan de verwezenlijking van een of meer van de doelstellingen van artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115.
(577)
De steun moet worden verleend om samenwerking te bevorderen waarbij ten minste twee actoren betrokken zijn, die niet noodzakelijk actief hoeven te zijn in de bosbouwsector of de bosbouw- en landbouwsector, maar enkel voor zover de samenwerking alleen de bosbouwsector of de bosbouw- en landbouwsector ten goede komt. De samenwerking kan met name een van de volgende vormen aannemen:
- a)
samenwerking tussen verschillende ondernemingen in de bosbouwsector en andere in de landbouw- en bosbouwsector actieve actoren die bijdragen tot de verwezenlijking van een of meer van de specifieke doelstellingen van artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115, met inbegrip van producentengroeperingen en coöperaties;
- b)
de oprichting van clusters en netwerken.
(578)
Voor samenwerking waarbij uitsluitend onderzoeksinstellingen betrokken zijn, mag geen steun worden verleend.
(579)
De steun mag met name worden verleend voor samenwerking bij de volgende activiteiten:
- a)
proefprojecten;
- b)
de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, procedés en technologieën in de bosbouwsector;
- c)
samenwerking tussen kleinschalige marktdeelnemers in de bosbouwsector met als doel gemeenschappelijke werkprocedés op te zetten en voorzieningen en middelen te delen;
- d)
horizontale en verticale samenwerking tussen actoren in de toeleveringsketen met het oog op de oprichting en ontwikkeling van korte toeleveringsketens en lokale markten;
- e)
afzetbevorderingsactiviteiten in een lokale context met het oog op de ontwikkeling van korte toeleveringsketens en lokale markten;
- f)
collectieve actie met het oog op klimaatmitigatie en -adaptatie;
- g)
de uitvoering, met name door andere dan de in artikel 31, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde groepen publieke en private partners, van andere dan de in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde strategieën voor lokale ontwikkeling.
(580)
Steun voor de oprichting van clusters en netwerken mag slechts worden toegekend voor pas opgerichte clusters en netwerken en voor clusters en netwerken die een activiteit beginnen die nieuw is voor hen.
(581)
Steun voor de oprichting en de ontwikkeling van korte toeleveringsketens, als bedoeld in punt (579)(d) en (e), mag slechts betrekking hebben op voorzieningsketens waarbij er tussen de bosbezitter of bosbeheerder en de consument hoogstens één intermediair is.
In aanmerking komende kosten en steunintensiteit
(582)
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten, voor zover zij betrekking hebben op bosbouwactiviteiten:
- a)
kosten van studies van het betrokken gebied, kosten van haalbaarheidsstudies en kosten van het opstellen van een bedrijfsplan of een andere dan de in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde strategie voor lokale ontwikkeling;
- b)
met de samenwerking gepaard gaande werkingskosten, zoals het salaris van een ‘coördinator’;
- c)
kosten van uit te voeren verrichtingen;
- d)
kosten van afzetbevorderingsactiviteiten;
- e)
kosten van het opstellen van bosbeheerplannen of gelijkwaardige instrumenten.
(583)
De steun mag gedurende ten hoogste zeven jaar worden verleend, behalve voor de in punt (579), g), bedoelde activiteiten en voor collectieve milieu- en klimaatacties in naar behoren gemotiveerde gevallen om de specifieke milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), van Verordening (EU) 2021/2115 te bereiken.
(584)
De in punt (582), c), bedoelde kosten van verrichtingen die bestaan uit investeringen, met name rechtstreekse kosten van specifieke projecten die verband houden met de uitvoering van een bosbeheerplan of gelijkwaardig instrument, moeten beperkt blijven tot de in aanmerking komende kosten en de maximale steunintensiteiten voor investeringssteun in de bosbouwsector, als nader omschreven in afdeling 2.1 van dit deel inzake investeringssteun.
(585)
De steunintensiteit mag ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen.