Einde inhoudsopgave
Wet op het Kroondomein
Bijlage Overeenkomst tussen het Koninklijk Huis en de staat, houdende wijziging van de schenkingsovereenkomst van 1959
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1971
- Bronpublicatie:
16-03-1971, Stb. 1971, 159 (uitgifte: 08-04-1971, kamerstukken: 10686 )
- Inwerkingtreding
01-01-1971
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-1971, Stb. 1971, 159 (uitgifte: 08-04-1971, kamerstukken: 10686 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
bij de Wet op het Kroondomein 1959
Heden, de negenentwintigste mei negentienhonderdzeventig compareerden voor mij, Jonkheer Meester Petrus Adrianus van Buttingha Wichers, notaris ter standplaats 's-Gravenhage, in tegenwoordigheid van de na te noemen getuigen:
- I.
Zijne Excellentie Jacob Jan Lodewijk Baron van Lynden, Grootmeester van het huis van Hare Majesteit de Koningin, wonende te 's-Gravenhage, volgens zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van Hare Majesteit Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, Prinses van Lippe Biesterfeld, enzovoort, enzovoort, wonende te Soestdijk, in haar hoedanigheid van:
- a.
enig erfgename en rechtsopvolgster onder algemene titel van wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enzovoort, enzovoort,
- b.
Drager van de Kroon, bedoeld in na te noemen akte van achtentwintig januari negentienhonderdnegenenvijftig;
- II.
de Heer Meester Johannes Catherinus Wilhelmus Marie Huijsmans, Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën, wonende te Wassenaar, volgens zijn verklaring ten deze handelende als lasthebber van Zijne Excellentie de Minister van Financiën en als zodanig vertegenwoordigende de Staat der Nederlanden.
Blijkende van de lastgevingen op de comparanten sub I en II uit twee onderhandse stukken, welke na voor echt erkenning overeenkomstig de wet aan deze minute zijn gehecht.
De comparanten verklaarden, handelende als gemeld:
- —
dat bij akte op achtentwintig januari negentienhonderdnegenenvijftig verleden voor notaris Willem Groen, destijds te 's-Gravenhage, wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enzovoort, enzovoort, aan de Staat der Nederlanden heeft geschonken, gelijk bij die akte door de Staat der Nederlanden is aanvaard, een aantal onroerende goederen in die akte omschreven;
- —
dat de in die akte belichaamde overeenkomst is bekrachtigd door de Wet van vijfentwintig juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad 1959, nummer 291;
- —
dat de schenking was gedaan onder een aantal voorwaarden en bepalingen als in de akte van achtentwintig januari negentienhonderd negenenvijftig vermeld;
- —
dat de schenkingsovereenkomst bepaalde dat die bedoelde goederen zouden worden toegevoegd aan — en overeenkomstig de terzake geldende wettelijke regelingen moesten deel gaan uitmaken van — het Kroondomein genoemd in artikel 22 van de Grondwet;
- —
dat het gewenst is de bepaling in de schenkingsovereenkomst dat het in negentienhonderd negenenvijftig geschonkene deel zal uitmaken van het Kroondomein bedoeld in artikel 22 van de Grondwet, alsmede de voor het geschonkene geldende beheersregeling te herzien, en de bepalingen die met betrekking tot het geschonkene steeds zullen gelden opnieuw vast te stellen.
Vervolgens verklaarden de comparanten, handelende als voormeld, overeen te komen als volgt:
- I.
Ingaande met het in werking treden van deze overeenkomst worden in de overeenkomst van schenking door wijlen Hare Koninklijke Hoogheid Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Meckelenburg, enzovoort, enzovoort, en aanvaarding daarvan namens de Staat, gedaan bij gemelde akte de dato achtentwintig januari negentienhonderd negenenvijftig, bekrachtigd bij de Wet van vijfentwintig juli negentienhonderd negenenvijftig, Staatsblad 1959, nummer 291, de volgende wijzigingen aangebracht:
- a.
In de bepaling onder B komen de aanhef en het bepaalde onder 1 te luiden:
Het geschonkene zal als één geheel worden beheerd overeenkomstig een wettelijke regeling, die te dezen in de plaats zal treden van de wet van één mei achttienhonderd drieënzestig, Staatsblad 1863, nummer 43, gewijzigd bij de wet van éénendertig december achttienhonderd vierentachtig, Staatsblad 1884, nummer 261, de wet van zestien juni negentienhonderd zeven, Staatsblad 1907, nummer 225, en de wet van veertien januari negentienhonderd achttien, Staatsblad 1918, nummer 20, met de bepaling echter, dat met betrekking tot het geschonkene:
1. steeds zal gelden dat dit als één vermogen in stand zal worden gehouden, zulks met inachtneming van de eisen van redelijk beheer, waarbij het streven naar behoud van het geschonkene als één landgoed mede een rol moet spelen.
- b.
In de bepaling, onder B, 3, wordt de puntkomma vervangen door:
, dit laatste evenwel tot ten hoogste het beloop van de inkomsten en dat indien de inkomsten ontoereikend zijn om de lasten en kosten te dekken het niet gedekte gedeelte van de lasten en kosten in mindering zal komen van het vermogen van het geschonkene en dat daarna te verkrijgen overschotten allereerst zullen worden aangewend tot dienovereenkomstige aanvulling van dat vermogen, voor en aleer terzake van inkomsten uitkeringen aan de Drager van de Kroon zullen worden gedaan.
- c.
Het bepaalde onder B 4 komt te luiden:
4. de rechten van de Drager van de Kroon ten aanzien van het beheer steeds op even deugdelijke wijze zullen blijven gewaarborgd als door de bepalingen,
a. dat het Kroondomein zal worden beheerd door een functionaris die door de Drager van de Kroon wordt benoemd en ontslagen;
b. dat die functionaris de Drager van de Kroon in en buiten rechten vertegenwoordigt in alle zaken op het Kroondomein betrekking hebbend, behoudens bij rechtshandelingen tussen de Drager van de Kroon en de Staat, in welk geval die functionaris ook de Staat niet mag vertegenwoordigen;
c. dat de verdere werkkring van die functionaris in een door de Drager van de Kroon vast te stellen voor die functionaris bindende instructie wordt geregeld;
d. dat die functionaris jegens de Drager van de Kroon en de Staat persoonlijk aansprakelijk zal zijn terzake van het gevoerde beheer,
bij gebreke waarvan het beheer op de Drager van de Kroon zelf zal overgaan.
- d.
In de bepalingen onder D wordt de eerste zinsnede gelezen:
Van het geschonkene zal door de beheerder een rekening worden gehouden, op welke rekening bij vervreemding of onteigening van het geschonkene of een gedeelte daarvan het daarvoor verkregene, en bij toevoeging van het geheel of een gedeelte van een exploitatie-overschot het toegevoegde bedrag, zullen worden bijgeschreven, terwijl daarop bij wederbelegging het daarvoor betaalde — en bij een zich voordoend exploitatietekort het beloop daarvan — zullen worden afgeschreven.
- II.
Deze overeenkomst treedt slechts in werking indien zij bij de wet wordt bekrachtigd; het inwerkingtreden geschiedt gelijktijdig met het inwerkingtreden van die wet.
Deze overeenkomst vervalt indien zij niet binnen twee jaar na heden in werking is getreden.
De comparanten zijn mij, notaris, bekend.
Waarvan akte in minuut.
Gepasseerd te 's-Gravenhage, ten dage in het hoofd dezer gemeld, in tegenwoordigheid van de Heren Meester Doctorandus Johannes Adrianus Zacharias Hubertus van der Poel, hoofdadministrateur bij het Ministerie van Financiën, wonende te Voorburg en Meester Willem Leenhard Docter, candidaat-notaris, wonende te Leiden, als getuigen.
Onmiddellijk na voorlezing hebben de comparanten, de genoemde getuigen en ik, notaris, deze akte ondertekend.