TRA 2015/15
De toekomst van de Baijingsleer na invoering van de WWZ
HR 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2991, m.nt. D.J. Buijs
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 oktober 2014
- Zaaknummer
13/06174
- Noot
D.J. Buijs
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS253168:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2991, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1709, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑07‑2014
- Wetingang
Art. 7:685 BW, art. 7:671b WWZ
Essentie
De toekomst van de Baijingsleer na invoering van de WWZ
Uitspraak
Feiten
De werknemer was sinds november 1996 in dienst van SGE, een zorginstelling, als voorzitter van de Raad van Bestuur (RvB). De arbeidsovereenkomst bepaalde in art. 10 dat ‘ingeval van opzegging door SGE, met uitzondering van ontslag wegens een dringende reden, partijen reeds nu voor alsdan een schadevergoeding overeenkomen’, waarbij de berekening van de hoogte nauwkeurig werd beschreven. De werknemer werd in 2009 ziek (chronische lymfatische leukemie). In het kader van het streven de arbeidsovereenkomst te beëindigen heeft SGE eerst een ontbindingsprocedure tegen de in België wonende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.