Rb. Amsterdam, 17-01-2022, nr. 9329904 CV EXPL 21-10040
ECLI:NL:RBAMS:2022:142
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
17-01-2022
- Zaaknummer
9329904 CV EXPL 21-10040
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2022:142, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 17‑01‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑01‑2022
Inhoudsindicatie
Consumentenrecht. Uit stellingen van eiser is niet af te leiden of bij sluiten overeenkomst is voldaan aan de informatieverplichtingen van afdeling 2B, titel 5 boek 6 BW. Geen inhoudelijke beoordeling maar afwijzing wegens schenden stelplicht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9329904 CV EXPL 21-10040
vonnis van: 17 januari 2022
fno.: 534
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser] , handelend onder de naam Anti Incasso
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: Swier CS Gerechtsdeurwaarders en incassospecialisten
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 28 juni 2021, met producties;- het proces-verbaal van het mondeling antwoord;- instructievonnis;- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Voorafgaand aan deze zitting zijn namens [eiser] nog aanvullende producties ingediend alsmede een eisvermeerdering.is in persoon verschenen vergezeld door mr. D.S. van Boven die hem bij deze gelegenheid als gemachtigde bijstond. Ook [gedaagde] is in persoon verschenen maar werd door niemand bijgestaan.Partijen hebben hun standpunten nader uiteengezet, [eiser] mede door ter zitting overgelegde pleitaantekeningen. Ook hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.[gedaagde] heeft ter zitting nog een productie (een vaststellingsovereenkomst van 6 september 2018) ingediend.De zaak is uiteindelijk aangehouden voor minnelijk overleg.
Bij akte is namens [eiser] meegedeeld dat er ondanks zijn inspanningen geen contact meer is geweest met [gedaagde] zodat de kantonrechter wordt vraagt alsnog vonnis te wijzen, waarna vonnis is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Vordering en verweer
1. [eiser] vordert na een vermeerdering van eis dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad teverklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:- € 4.240,- aan hoofdsom;- € 524,95 aan buitengerechtelijke kosten;- € 282,93 aan wettelijke rente berekend tot en met 23 november 2021;- de proceskosten.
2. Aan deze vordering legt [eiser] - kort gezegd - ten grondslag dat [gedaagde] hem, althans zijn onderneming Anti Incasso, heeft gevraagd hem bij te staan in een geschil met zijn voormalig werkgever Connexxion die [gedaagde] medio 2018 op staande voet had ontslagen. Daartoe is een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan [eiser] een vergoeding toekomt ter hoogte van de gevorderde hoofdsom. [eiser] heeft ook daadwerkelijk werkzaamheden voor [gedaagde] verricht door hem te begeleiden bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
3. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist en daartoe aangevoerd dat [eiser] hem als vriendendienst heeft geholpen. De vaststellingsovereenkomst die [eiser] hielp sluiten, heeft [gedaagde] binnen de bedenktermijn ingetrokken. Uiteindelijk heeft hij via een advocaat alsnog een regeling met Connexxion getroffen. Hij is [eiser] dus ook niets verschuldigd, althans, niet het bedrag dat [eiser] nu van hem vordert.
Beoordeling
4. Het ‘informatieformulier 2.0 voor zaken waarin de gedaagde een natuurlijk persoon is’ dat aan de dagvaarding is gehecht, vermeldt dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten binnen de verkoopruimte. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd verklaard dat deze overeenkomst, waarvan [gedaagde] de totstandkoming en/of inhoud overigens weerspreekt, online dan wel telefonisch is gesloten en derhalve niet binnen de verkoopruimte. De dagvaarding voldoet op dit punt dus niet aan het bepaalde in artikel 21 Rv.
5. Uit het voorgaande volgt dat (indien zou komen vast te staan dat een overeenkomst
tussen partijen werd gesloten) sprake is van een overeenkomst op afstand. Nu [eiser]
daarbij heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep en bedrijf terwijl [gedaagde] alsconsument heeft te gelden, dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of voorafgaandaan en bij de totstandkoming van de overeenkomst op afstand aan de wettelijkeinformatieverplichtingen als bedoeld in afdeling 2B, titel 5 van boek 6 BW (in werkingsinds 13 juni 2014) is voldaan, alsmede of er een beroep wordt gedaan oponeerlijke bedingen.
6. Indien de eisende partij in de dagvaarding onvoldoende stelt dat de relevanteinformatieverplichtingen jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niettoewijsbaar (zie Hoge Raad 12-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17). Daarvanis in dit geval sprake nu de dagvaarding geen enkele stelling bevat over de wettelijke
informatieverplichtingen. Evenmin zijn stukken in het geding gebracht die op denaleving daarvan wijzen. Aan een ambtshave toetsing van deze verplichtingen wordt
derhalve niet toegekomen, noch aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Devordering wordt afgewezen.
7. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] in de proceskosten veroordeeld die aan
de kant van [gedaagde] worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 17 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.