Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 12.03 Bijzondere vaarregels voor het riviergedeelte met waarschuwingsposten
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2016
- Bronpublicatie:
10-10-2016, Stb. 2016, 382 (uitgifte: 27-10-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-10-2016, Stb. 2016, 382 (uitgifte: 27-10-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
Bij de Bankeck (km 555,60 tot km 555,20), bij de Betteck (km 553,61 tot km 553,30) en bij de Jungferngrund (km 551,20 tot km 550,60) is het in bepaalde verkeerssituaties verboden te ontmoeten. Het verbod tot ontmoeten geldt:
- a)
voor een opvarend schip of samenstel met een lengte van niet meer dan 110 m, met uitzondering van een klein schip, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a, aan dit schip of samenstel wordt getoond,
- b)
voor een opvarend schip met een lengte van meer dan 110 m, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a of b, aan dit schip wordt getoond,
- c)
voor een opvarend samenstel met een lengte van meer dan 110 m, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a, b of c, aan dit samenstel wordt getoond.
Bij een verbod tot ontmoeten als bedoeld in de eerste volzin moet een opvarend schip beneden de Bankeck, de Betteck dan wel de Tauberwerth stilhouden, tot de afvarende schepen respectievelijk km 555,60, km 553,60 dan wel km 551,20 zijn voorbijgevaren.
2.
Een opvarend schip, met uitzondering van een klein schip, moet bij het naderen van de Bankeck, de Betteck dan wel de Tauberwerth de afvarende schepen via de marifoon oproepen en hun verzoeken hun categorie, hun naam, hun positie en hun vaarrichting op te geven.
3.
Na overschrijding van het hoogwaterpeil I op de peilschaal bij Kaub (4,60 m) geldt voor alle schepen en samenstellen, met uitzondering van kleine schepen, bij de Bankeck (km 555,60 tot km 555,20), bij de Betteck (km 553,60 tot km 553,30) en bij de Jungferngrund (km 551,20 tot km 550,60) een verbod tot ontmoeten en voorbijlopen.
4.
Een afvarend schip met een breedte van 15 m en meer moet bij km 548,00 op kanaal 18 ‘Oberwesel Wahrschau’ oproepen en zijn categorie, zijn naam, zijn positie, zijn breedte en zijn vaarrichting opgeven.
5.
Een schip, met uitzondering van een klein schip, dat binnen het riviergedeelte dat met waarschuwingsposten geregeld wordt aanlegt of afvaart dan wel keert en weer terug vaart, moet dit per marifoon op kanaal 18 meedelen aan de districtscentrale via de oproepcode ‘Oberwesel Wahrschau’.
6.
Is de waarschuwingspost buiten bedrijf, gelden, behalve voor een klein schip, de volgende voorschriften:
- a)
De voorschriften onder het eerste en het tweede lid gelden voor alle opvarende schepen en samenstellen.
Indien er zich geen afvarend schip meldt, mag een opvarend schip de Bankeck, de Betteck dan wel de Jungferngrund niet voorbijvaren dan nadat het op kanaal 10 een lage toon met een tijdsduur van één seconde heeft ontvangen. Deze toon dient ter controle van het op juiste wijze functioneren van de marifoon op het riviergedeelte tussen Oberwesel en St. Goar.
- b)
Een afvarend schip moet bij het voorbijvaren van km 548,50 boven de haven van Oberwesel, van de bovenstroomse splitsingston bij de Geisenrücken (km 552,00) en van de Betteck (km 553,60) zijn categorie, zijn naam, zijn positie en zijn vaarrichting opgeven. Het moet dezelfde inlichtingen geven wanneer het daartoe door een opvarend schip wordt opgeroepen. Na iedere melding moet het opnieuw op de marifoon uitluisteren.