RFR 2021/29
Nationaliteit. Moet er, teneinde het kind het Nederlanderschap te laten verkrijgen, altijd DNA-bewijs van biologisch vaderschap worden overgelegd als een kind dat de leeftijd van zeven jaar al heeft bereikt wordt erkend door een Nederlander?
HR 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1858
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 november 2020
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/05953
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS255526:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1858, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑11‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:699, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑07‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑12‑2019
- Wetingang
Essentie
Nationaliteit.
Moet er, teneinde het kind het Nederlanderschap te laten verkrijgen, altijd DNA-bewijs van biologisch vaderschap worden overgelegd als een kind dat de leeftijd van zeven jaar al heeft bereikt wordt erkend door een Nederlander?
Samenvatting
In 1999 is uit een ongehuwde Marokkaanse een kind geboren dat de Marokkaanse nationaliteit heeft verkregen. Hij werd niet door zijn Nederlandse vader erkend en verkreeg daardoor dus ook niet de Nederlandse nationaliteit. In 2015 is door een Marokkaanse rechter vastgesteld dat het kind afstamt van zijn vader, met alle wettelijke gevolgen van dien. Door de ambtenaar van de burgerlijke stand in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.