Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie
Verklaringen
Geldend
Geldend vanaf 23-08-2005
- Bronpublicatie:
29-05-2000, Trb. 2000, 96 (uitgifte: 01-09-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-08-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2005, Trb. 2005, 280 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Verklaring van de Raad over artikel 10, lid 9
‛Indien de Raad overweegt een instrument als bedoeld in artikel 10, lid 9, vast te stellen, doet hij dit met inachtneming van de verplichtingen van de lidstaten krachtens het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.’
Verklaring van het Verenigd Koninkrijk over artikel 20
De volgende verklaring maakt een goedgekeurd, integrerend deel uit van de overeenkomst:
In het Verenigd Koninkrijk is artikel 20 van toepassing op aftapbevelen die door de minister worden gegeven aan de politie of de douane wanneer, overeenkomstig het nationale recht inzake het aftappen van telecommunicatie, het officiële doel van het bevel het opsporen van ernstige strafbare feiten is. Het is tevens van toepassing op zodanige bevelen die worden gegeven aan de veiligheidsdienst wanneer deze, in overeenstemming met het nationale recht, optreedt ter ondersteuning van een onderzoek met de in artikel 20, lid 1, omschreven kenmerken.’