Hof 's-Gravenhage, 23-03-2004, nr. 2200041403
ECLI:NL:GHSGR:2004:AO6341
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-03-2004
- Zaaknummer
2200041403
- LJN
AO6341
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2004:AO6341, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑03‑2004; (Hoger beroep)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2000:AD9472
Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AR6602
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6602
Na terugverwijzing door: ECLI:NL:HR:2001:AB1271
Uitspraak 23‑03‑2004
Inhoudsindicatie
Na verwijzing door de Hoge Raad. Deelneming aan openlijk geweld met twee doden, waarvan de verdachte het verloop en zijn aandeel niet meer heeft kunnen schetsen (...), acht het hof zo ernstig dat het slechts de maximum straf passend acht waarmee de wet deelnemers bedreigt van wie niet vaststaat dat zij zelf daarbij een ander hebben gedood.
Partij(en)
rolnummer 2200041403
rolnummer Hoge Raad 0001002
nummer Hof Arnhem 2100102401
nummer Hof 's-Hertogenbosch 2000245499
parketnummer 0103900798
datum uitspraak 23 maart 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden op 18 juni 2002 gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 12 oktober 1999 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 09 maart 2004.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 18 april 2000 het vonnis vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 17 april 2001 het arrest van het hof te 's-Hertogenbosch vernietigd en de zaak voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging verwezen naar het hof te Arnhem. Het hof te Arnhem heeft de verdachte op 06 september 2001 ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren. Tegen dit arrest is wederom cassatie ingesteld. De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 18 juni 2002 het arrest van het hof te Arnhem vernietigd en de zaak verwezen naar dit gerechtshof teneinde de zaak voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd.
Naar het oordeel van het hof is niet vast te stellen of de verdachte degene is geweest die het slachtoffer dodelijk heeft getroffen. De verdachte is die avond wel gezien met een mes in zijn handen, maar er zijn verklaringen in het dossier van ooggetuigen die anderen dan de verdachte eveneens met een mes hebben gezien. Voor het medeplegen van doodslag acht het hof het bewijs evenmin wettig en overtuigend geleverd, omdat niet vaststaat dat de verdachte heeft geweten of moeten vermoeden dat degenen die hem in zijn twist met het slachtoffer te hulp schoten, zouden overgaan op doodslag.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
- 1.
subsidiair. Openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen.
Toelichting op de bewezenverklaring
Blijkens de getuigenverklaringen is tijdens een handgemeen van de verdachte met een ander door deze laatste een pistool getrokken en is een schot gelost. Omdat in de loop van dat pistool bloed is aangetroffen van de verdachte, acht het hof het aannemelijk dat de verdachte, in tegenstelling tot zijn verklaring dat hij meteen naar buiten is gerend, na het lossen van het schot in de directe omgeving van het latere slachtoffer is geweest, toen hij en zijn maten zich met messen op de man met het pistool hebben gestort, die door vele messteken en -halen het leven heeft gelaten.
Verweren
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte gewezen op de mogelijkheid dat een ander dan de verdachte het slachtoffer heeft doodgestoken.
Dit verweer heeft geen betrekking op de door het hof bewezenverklaarde openlijke geweldpleging.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat, mocht het hof aan een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde toekomen, de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt op gronden als genoemd in de door de raadsman aan het hof op 09 maart 2004 overgelegde pleitnota, onder punt 14.
Het hof overweegt hieromtrent dat geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een beroep op noodweer kunnen onderbouwen.
Uit de inhoud van het dossier komt weliswaar naar voren dat het slachtoffer die avond bewapend was en zich agressief gedroeg, maar er is geen grond aan te nemen dat het slachtoffer de verdachte ogenblikkelijk wederrechtelijk heeft aangerand, waartegen noodzakelijke verdediging door de verdachte geboden was om zijn lijf of dat van een ander te beschermen. De verdachte die dat bij uitstek kan doen, heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen over een mogelijke aanranding door [naam].
Nu naar het oordeel van het hof een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, dient zowel het beroep op noodweer als het beroep op noodweerexces te worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op een zomeravond in een dorpscafé onenigheid gekregen met een andere cafébezoeker en hem iets heeft toegevoegd als "als je nog eens terugkomt, dan rijt ik je helemaal open tot achter je oren". Na terugkomst van die man heeft de verdachte opnieuw woorden met hem gezocht, wat uitgelopen is in een handgemeen, waarbij de verdachte een mes heeft getrokken en de ander een pistool, dat hem door de verdachte of door een maat van hem is ontworsteld. Daarbij is een schot afgegaan waardoor iemand die er niets mee te maken had is omgekomen. Vervolgens hebben de verdachte en zijn maten met messen de man van het pistool opengereten, waardoor ook deze is omgekomen.
Openlijk geweld draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Het onderhavige feit illustreert op wrange wijze waartoe openlijk geweld kan leiden: het verlies van mensenlevens.
Deelneming aan dergelijk openlijk geweld met twee doden, waarvan de verdachte het verloop en zijn aandeel niet meer heeft kunnen schetsen naar zijn zeggen, maar waartoe hij in twee twisten met een ander de stoot heeft gegeven, acht het hof zo ernstig dat het slechts de maximum straf passend acht waarmee de wet deelnemers bedreigt van wie niet vaststaat dat zij zelf daarbij een ander hebben gedood.
De Hoge Raad heeft het hof opgedragen tevens bij de strafbepaling te betrekken het door de rechtbank onder 2 primair bewezen verklaarde openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen. Uit de bewijsmiddelen over dat feit volgt dat de verdachte en anderen hebben gepoogd met geweld - de verdachte heeft het slachtoffer bij de keel gepakt - iemand te dwingen zijn aangifte van een straatroof in te trekken. Openlijk geweld ter intimidatie, in wezen het uitoefenen van straatterreur, acht het hof zo ernstig dat het daarvoor een gevangenisstraf van twee maanden geboden acht, rekening houdend met de straf voor feit 1.
Hoewel de juridische procedure geruime tijd in beslag heeft genomen en na het verwijzen van de zaak door de Hoge Raad naar dit hof onwenselijk lange tijd is verstreken acht het hof, gelet op de daarna voortvarende behandeling van de zaak, mitigering van de op te leggen sanctie niet op haar plaats.
Toepasselijk wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 141 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde moord of de impliciet tenlastegelegde doodslag heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAREN EN ACHT MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr De Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 maart 2004.