NJ 2022/378
Procesrecht. Art. 6 EVRM. Objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid rechter; wrakingsverzoek waarin is berust.
HR 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1738
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 november 2022
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, K. Teuben
- Zaaknummer
21/00784
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS680804:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1738, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:322, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑02‑2021
- Wetingang
Art. 6 EVRM
Essentie
Procesrecht. Art. 6 EVRM. Objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid rechter; wrakingsverzoek waarin is berust.
Samenvatting
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van art. 6 lid 1 EVRM, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze procespartij dienaangaande bestaande vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is (HR 25 september 2018, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.