NJB 2014/935:Vaststelling door rechter van bedrag waarop wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, art. 36e lid 5 Sv: onjuist is de opvatting dat de rechter ‘enkel in relatie tot beperkte draagkracht’ tot toepassing kan komen van de bevoegdheid die hij ingevolge deze bepaling heeft om het bedrag dat de betrokkene aan de Staat dient te betalen lager vast te stellen dan het bedrag van het geschatte voordeel. Motiveringseisen voordeelsontneming, art. 359 lid 5 Sv jo. art. 415 Sv en art. 511e Sv: het oordeel van het hof dat het ‘om redenen als door de raadsman in de door hem ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen en overgelegde pleitnota uiteengezet’ termen aanwezig acht om aan de betrokkene geen betalingsverplichting op te leggen, voldoet aan de ingevolge deze bepalingen geldende eisen