RAV 2020/102
Aanvang korte verjaringstermijn. Kan een gebrek aan de vereiste juridische kennis om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen in de weg staan aan de aanvang van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW?
HR 09-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1603
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00895
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS249610:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1603, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:284, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 13‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2019
- Wetingang
Art. 3:310 lid 1 BW
Essentie
Aanvang verjaringstermijn. Juridische beoordeling. Deugdelijkheid van een geleverde prestatie.
Kan een gebrek aan de vereiste juridische kennis om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen in de weg staan aan de aanvang van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW?
Samenvatting
Eiser A was DGA van een bouwconcern. Verweerster B was de vaste belastingconsulent van A. In 1997 heeft A zijn onderneming verkocht. Na de verkoop bleef A aandeelhouder van 3 inactieve vennootschappen met een aanzienlijk eigen vermogen. A wilde na verkoop emigreren naar Italië. Hij heeft B gevraagd om advies over de wijze ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.