Regeling naturalisatietoets Nederland
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
20-05-2019, Stcrt. 2019, 29649 (uitgifte: 27-05-2019, regelingnummer: 2568897)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, Stcrt. 2019, 29649 (uitgifte: 27-05-2019, regelingnummer: 2568897)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
De verzoeker die buiten het Koninkrijk hoofdverblijf heeft, legt naar keuze de naturalisatietoets af bij het hoofd van de diplomatieke en consulaire post, die namens de Minister van Buitenlandse Zaken bevoegd is een naturalisatieverzoek in ontvangst te nemen en de naturalisatietoets af te nemen, dan wel in Nederland.
2.
In afwijking van artikel 2, eerste en derde lid, heeft de verzoeker die de naturalisatietoets bij een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aflegt, de naturalisatietoets behaald, indien hij:
- a.
voor wat betreft de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal de onderdelen, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, van het Besluit inburgering met goed gevolg heeft afgelegd; en
- b.
voor wat betreft de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving het onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, onder a, van het Besluit inburgering met goed gevolg heeft afgelegd.
3.
Voor 1 juli 2019 behaalde examenonderdelen gelden als behaald voor de overeenkomstige onderdelen van de vanaf 1 juli 2019 afgenomen naturalisatietoets.
4.
De verzoeker, woonachtig buiten het Koninkrijk, identificeert zich bij de deelname aan het examen door middel van een geldig nationaal paspoort.
5.
Het in het eerste lid genoemde hoofd van de post neemt de naturalisatietoets overeenkomstig het in de bijlage van deze Regeling opgenomen examenreglement naturalisatietoets buitenland af.
6.
Aan de in het tweede lid genoemde verzoeker wordt het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder g, van de Wet inburgering, ten bewijze waarvan het inburgeringsexamen is behaald, uitgereikt door het in het eerste lid genoemde hoofd van de post.
7.
Aan het afleggen van de naturalisatietoets op de Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen in het buitenland zijn kosten verbonden die door de verzoeker voorafgaande aan de examinering voldaan dienen te worden.
8.
Het examengeld, bedoeld in het zevende lid, bedraagt voor de verzoeker, bedoeld in het tweede lid:
- a.
€ 70,– voor elk van de examenonderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid;
- b.
€ 80,– voor het examenonderdeel spreekvaardigheid;
- c.
€ 60,– voor het examenonderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij.