NJB 2020/190:Feitelijke grondslag. Toerekening van kennis. Vertegenwoordiging. Een overeenkomst wordt gesloten op naam van een commanditaire vennootschap. De wederpartij stelt een vordering tegen de beherend vennoot in op de grond dat deze zich heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van een commanditaire vennootschap die in werkelijkheid reeds was ontbonden. De beherend vennoot doet een beroep op toerekening van kennis van een derde aan de wederpartij. Het hof honoreert dit beroep op grond van zijn overweging dat de wederpartij de schijn heeft gewekt dat de derde bevoegd was namens haar op te treden. Hoge Raad: De gedingstukken laten geen andere conclusie toe dan dat de beherend vennoot aan de door hem gestelde toerekening van kennis niet ten grondslag heeft gelegd dat hij gerechtvaardigd erop heeft vertrouwd dat de derde bevoegd was om de wederpartij te vertegenwoordigen. Het hof heeft dan ook de feitelijke grondslag van het verweer aangevuld en is daarmee getreden buiten de grenzen van de rechtsstrijd