NJB 2018/214:Onteigening Hedwigepolder. Hoge Raad: 1. Rechtmatigheidstoets. Onteigeningsnoodzaak. Aan de onteigeningsrechter komt geen oordeel toe over de doelmatigheid van de voorgenomen onteigening, maar op een daartoe strekkend verweer dient hij wel de rechtmatigheid van het onteigeningsbesluit te toetsen. Voor een zelfstandige beoordeling door de onteigeningsrechter van de noodzaak tot onteigening is plaats, indien hetgeen daarover wordt aangevoerd en juist wordt bevonden, meebrengt dat de onteigening, in het licht van nieuwe omstandigheden, niet geschiedt ten behoeve van het doel van het onteigeningsbesluit of niet ter uitvoering van het daaraan ten grondslag liggende plan. 2. Bestuurlijke procedure. Hoor en wederhoor. De rechtbank kon oordelen dat de gestelde gebreken in de bestuurlijke procedure niet meebrengen dat het Koninklijk Besluit onrechtmatig is. Aan toewijzing van de onteigeningsvordering staat niet reeds in de weg dat in de bestuurlijke procedure het beginsel van hoor en wederhoor niet of niet correct is toegepast. 3. Zelfrealisatie. De onderhavige infrastructurele werken zijn grootschalig en hebben mede betrekking op de aanleg en het langdurige beheer van infrastructurele werken waarmee de openbare veiligheid is gemoeid. Bovendien zal moeten worden voldaan aan internationale verplichtingen van de Staat. Gelet hierop kon de Kroon reeds op grond van de bijzondere aard en achtergrond van het werk voorbijgaan aan het beroep op zelfrealisatie. 4. Onderhandeling. Nadat de Kroon de percelen ter onteigening had aangewezen, was de Staat niet verplicht om te onderhandelen over zelfrealisatie of erfpacht. 5. Kosten van juridische en andere bijstand. Voorschot. De onteigeningsrechter kan geen voorschot toekennen voor de kosten van juridische en andere bijstand