V-N 2022/2.12
Bancaire instelling mag bij berekening prorata-BTW-aftrek volgens A-G niet afwijken van ‘klassieke methode’
HR (A-G) 09-11-2021, ECLI:NL:PHR:2021:1054, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
9 november 2021
- Zaaknummer
20/01521
- Conclusie
A-G Ettema
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS628347:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑11‑2022
ECLI:NL:HR:2022:1608, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1054, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑07‑2020
- Wetingang
art. 15 Wet OB 1968
Essentie
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat X de pro rata-aftrek niet op basis van het werkelijke gebruik kan bepalen. Als een beroep wordt gedaan op de bankenresolutie moet de berekening plaatsvinden met toepassing van de omzetmethode. Anderszins is sprake van een niet-toegestane methode (de sectormethode of een duale methode).
Samenvatting
X is een bancaire instelling en brengt de BTW op haar gemengd gebruikte goederen en/of diensten pro rata in aftrek. X stelt het prorata-aftrekpercentage vast op basis van de verhouding tussen haar BTW-belaste omzet en haar totale omzet (de ‘klassieke methode’). Om beter inzicht te krijgen in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.