Einde inhoudsopgave
Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009
Artikel 14 Uitoefening bevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
10-12-2008, Stcrt. 2008, 249 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: PO&I/2008/34894)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2008, Stcrt. 2008, 249 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: PO&I/2008/34894)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
Bestuursrecht algemeen (V)
1.
De uitoefening van vertegenwoordigingsbevoegdheden geschiedt binnen de grenzen van de vastgestelde taken en met inachtneming van het terzake geldende recht alsmede de voor de rijksdienst en voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels.
2.
De algemene bepalingen inzake organisatie, mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit zijn tevens van toepassing ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden die krachtens ondermandaat respectievelijk doorverlening van volmacht en machtiging worden uitgeoefend.
3.
Het uitoefenen van vertegenwoordigingsbevoegdheden die betrekking hebben op aangelegenheden met (mogelijke) financiële gevolgen geschiedt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, met inachtneming van:
- a.
de begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;
- b.
de voor de vertegenwoordigingsbevoegde geldende jaarplannen en budgetten;
- c.
het bepaalde bij en krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de directeur Financieel-Economische Zaken op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving;
- d.
door de secretaris-generaal te stellen regels betreffende de (financiële) besturing van het ministerie.
4.
Verleningen van mandaat, volmacht en machtiging zijn niet van toepassing:
- a.
indien bij wettelijk voorschrift is bepaald dat verlening van de betreffende bevoegdheid niet mogelijk is;
- b.
indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.