Einde inhoudsopgave
Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009
Artikel 23 Doorverlening bevoegdheden
Geldend
Geldend vanaf 19-09-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
10-09-2024, Stcrt. 2024, 30043 (uitgifte: 18-09-2024, regelingnummer: 2024-0000411975)
- Inwerkingtreding
19-09-2024, terugwerkend tot: 01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-09-2024, Stcrt. 2024, 30043 (uitgifte: 18-09-2024, regelingnummer: 2024-0000411975)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bestuur
Bestuursrecht algemeen (V)
1.
De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang mandateren of doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen. Zij kunnen daarbij bepalen dat deze ondermandaat kunnen verlenen respectievelijk volmacht en machtiging kunnen doorverlenen aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen.
2.
Bevoegdheden ten aanzien van de volgende aangelegenheden kunnen niet worden doorverleend aan andere dan de in artikel 3, eerste lid, genoemde functionarissen:
- a.
het aangaan van overeenkomsten met een waarde van ten hoogste € 500.000,–, tenzij het betreft overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek in welk geval het mag gaan om overeenkomsten met een waarde van ten hoogste € 1.000.000,–;
- b.
het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren;
- c.
het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;
- d.
de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van meer dan € 1.000.000,‒;
- e.
de formatie van organisatieonderdelen;
- f.
het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
- g.
het geven van opdracht tot het doen verrichten van een (intern) onderzoek naar integriteitsschending overeenkomstig de Leidraad Onderzoek Integriteitsschending.
3.
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie hun bevoegdheden eveneens doorverlenen aan functionarissen die niet onder hen ressorteren, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.
4.
De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.
5.
In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, kan de plaatsvervangend secretaris-generaal de bevoegdheid doorverlenen aan de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie ten aanzien van het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met onder de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie ressorterende functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.