Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.9:2.9 Tot besluit
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/2.9
2.9 Tot besluit
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk is invulling gegeven aan het verbod op onrechtmatige en willekeurige vrijheidsbeneming van minderjarigen en is inzicht gegeven in de eisen die deze ‘dubbele toets’ stelt aan de toepassing van voorlopige hechtenis ten aanzien van minderjarige verdachten. Duidelijk is geworden dat deze toets in feite neerkomt op de veelomvattende eis dat voorlopige hechtenis van minderjarigen in overeenstemming is met zowel nationaal als internationaal recht, inclusief de algemene beginselen die daarin expliciet of impliciet zijn opgenomen. Hierin komt het holistische karakter van het kader van kinder- en mensenrechten tot uitdrukking, hetgeen impliceert dat een rechtmatige en niet-willekeurige toepassing van voorlopige hechtenis in feite gelijk staat aan een kinder- en mensenrechtenconforme toepassing van voorlopige hechtenis. Meer concreet krijgt de toets van rechtmatigheid en willekeur invulling door het – door kinder- en mensenrechtstandaarden breed gedragen – beginsel dat voorlopige hechtenis van minderjarigen enkel als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke duur mag worden toegepast. Dit uitgangspunt vertaalt zich primair in de proportionaliteitstoets die besloten ligt in het verbod op onrechtmatige en willekeurige toepassing van voorlopige hechtenis van minderjarigen.
Het verbod op onrechtmatige en willekeurige voorlopige hechtenis van minderjarigen brengt, zoals in dit hoofdstuk is gebleken, verantwoordelijkheden met zich mee voor de nationale wetgever, de Staat (lees: uitvoerende macht) en de rechter. In het volgende hoofdstuk wordt ingezoomd op het perspectief van de rechter: hoe kan hij komen tot rechtmatige en niet-willekeurige (ofwel kinder- en mensenrechtenconforme) voorlopige hechtenisbeslissingen ten aanzien van minderjarige verdachten? Getracht zal worden om op basis van de in het onderhavige hoofdstuk beschreven Europese en internationale standaarden een rechterlijk besluitvormingsschema voor kinder- en mensenrechtenconforme voorlopige hechtenisbeslissingen te ontwikkelen, hetwelk op nationaal niveau – afhankelijk van het nationale rechtssysteem en wettelijke kader – nader invulling kan krijgen.