Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 295-297 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A 2013022772, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 1014.
Rb. Midden-Nederland, 19-09-2013, nr. 16/700431-13 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2013:3804, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
19-09-2013
- Zaaknummer
16/700431-13 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:3804, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 19‑09‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:2501
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:1018, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 19‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Twee mannen uit Utrecht van 29 en 25 jaar zijn door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot gevangenisstraffen van 27 maanden en 20 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk voor de diefstal van de monstrans uit het museum Catharijneconvent in Utrecht. Een 22-jarige Utrechter werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan vijf maanden voorwaardelijk voor heling van de monstrans.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling StrafrechtZittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700431-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1991],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een monstrans uit het museum Catharijneconvent te Utrecht, dan wel aan de heling van dit kunstvoorwerp.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde (diefstal) wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. In de opvatting van de verdediging is er geen bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de diefstal en de heling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
[naam] heeft als volgt verklaard:1.
“Ik ben directeur van Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht. Ikben gemachtigd aangifte te doen van diefstal vanuit het museum. Op 29 januari 2013, tussen 14.22 uur en 14.27 uur, heeft er in Museum Catharijneconvent een kunstroof plaatsgevonden. Het weggenomen goed betreft een Monstrans van de huiskerk ‘Het Boompje’ te Amsterdam. Deze Monstrans hadden wij in bruikleen van Parochie van de Heilige Drie-eenheid, Gibraltarstraat 55 te Amsterdam. Het is een verguld zilveren stralenmonstrans, versierd met veel diamanten met ter weerszijden van lunula een engel en eronder evangelistensymbolen. Deze monstrans stond in een vitrine in de schatkamer van het museum. ”
Door de beveiligingscamera’s van het museum werden opnamen gemaakt van de kunstroof. In een proces-verbaal van bevindingen wordt beschreven wat daarop is te zien:2.
“Twee mannen op een rode scooter. Ze komen vanuit de richting van de Lange Nieuwstraat en rijden door het eerste gedeelte van de doorgang van het Catharijneconvent. De bestuurder draagt een donkergekleurde capuchon over zijn hoofd. De bijrijder draagt een zwarte jas en op een zwarte bivakmuts gelijkende muts op zijn hoofd.”
“(…) [te zien is] dat twee mannen op een rode scooter, (…) stoppen voor de nooduitgang van het Catharijneconvent. De bijrijder, verder te noemen als dader 1, stapt af. De bestuurder van de scooter, verder te noemen als dader 2, rijdt verder. De bijrijder heeft een moker in zijn handen. (…) Dader 1 slaat met enkele klappen met de moker het glas van de deur in. (…) Dader 1 stapt door de vernielde deur naar binnen.
Dader 1 loopt met een zwarte tas naar de trap in de richting van de ‘schatkamer’. (…) Dader 1 loopt met de trap naar beneden en heeft een moker in zijn rechterhand. (…) [te zien is] dat dader 1, beneden aangekomen rechtstreeks naar de ‘schatkamer’ loopt. (…) dat dader 1 aankomt in de schatkamer en met de moker de glazen vitrine met daarin de monstrans vernielt. De vitrine met daarin de monstrans valt om. (…) Dader 1 pakt de monstrans uit de vitrine. (…) Dader 1 probeert de monstrans in de zwarte tas te stoppen. Dit lukt niet. Kennelijk is de tas te klein, waardoor de monstrans er niet in zijn geheel in past. Dader 1 loopt naar de uitgang van de ‘schatkamer’. Onder zijn linkerarm draagt hij de weggenomen monstrans. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de trap naar boven loopt.. Een getuige filmt de vlucht van dader 1 met een camera. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de vernielde toegangsdeur loopt. Dader 1 stapt met monstrans en zwarte tas door de vernielde deur naar buiten. (…) [te zien is] dat dader 2 ondertussen is doorgereden naar de binnenplaats van het museum. (…) [te zien is] dat dader 2 met de scooter stopt ter hoogte van het hek. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas over de binnenplaats rent in de richting van de uitgang aan de zijde van de Nieuwegracht. (…) Dader 1 baant zich een weg door een haag van getuigen. Daarbij verliest dader 1 de zwarte tas. (…) Zodra dader 1 met de monstrans achterop de scooter gesprongen is, rijdt dader 2 op de scooter weg in de richting van de Nieuwegracht.
In een proces-verbaal “sporenonderzoek” is door de politie het volgende gemeld:3.
“Op 29 januari 2013 werd een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal uit bedrijf/kantoor. Het onderzoek is verricht in een bedrijfspand te Lange Nieuwstraat 38, Utrecht. Het betrof een museum genaamd Catharijneconvent. Een onderzoek [werd] ingesteld aan- en in de door de daders achtergelaten sporttas. In het hoofdvak van de tas troffen wij twee delen van de monstrans aan. Verder troffen we een zwart kunststof voorwerp aan. Bij nader onderzoek bleek dit een gebitsbeschermer, ook wel bitje genoemd. In het belang van nader onderzoek [werd] veiliggesteld:SIN: AAFD7102NL.Bijzonderheden: Aangetroffen in zijvak van tas. Onder- en bovenbeet.”
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut wordt het volgende opgemerkt:4.
“Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.AAFD7102NL, bemonstering van het gehele bitje uit een sporttas.Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAFD7102NL is op 1 februari 2013 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 13203. Het DNA-profiel van[verdachte] maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AAFD7102NL afkomstig kan zijn van[verdachte].Berekende frequentie of matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard.”
Dit betekent dat de kans dat het DNA van een willekeurig gekozen persoon matcht met het op het bitje gevonden DNA-profiel kleiner is dan 1 op 1 miljard.
Op 7 februari 2013 werd een telefoongesprek afgeluisterd tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte].5.Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die het gesprek voert.6.[medeverdachte]heeft ter zitting als getuige verklaard dat hij dit gesprek heeft gevoerd.7.Het telefoongesprek luidt – voor zover van belang – als volgt:8.
“NNjongen0297 [verdachte, rechtbank] wgd NNman5405 [[medeverdachte], rechtbank]:5405 noemt zich [medeverdachte]
5405: [X] belde me net hij zei uhh hij kan weg morgen ja
maar het kost 2 meijertjes. Dat zei dieman0297: T kost 2 meijertjes
5405: Ja maar ja dat maakt niet uit weet je waarom, ik weet waarom omdat die
die dingen toch niet kan verkopen snap je. Daarom dus moeilijk te verstaan, hij
heb daarmee zijn risicogeld snap je is logisch.
0297: ah geef hem maar een klavertje, we knallen hem het water in de kanker.
5405: Ah 2 meijertjes dat is niks man. Dat is echt niks geloof mij. Weet je
hoeveel je terug krijgt
0297: hoeveel
5405: ik ben net gebeld 53 meijertjes 54 meijertjes
0297: ja?
5405: hmm
0297: dat is lekker
5405: ja is lekker toch ja ik heb wel mazzel weet je
0297: jazeker
5405: ja daarom ja ik heb meijertje betaald maar ja hij heeft nog 500 aan mij verdiend nog extra dus uh snap je
0297: daarom kankerhond
5405: ja daarom maar ja voor twee meijertjes ken je m in ieder geval daar
morgen neer zetten weet je op die plek dus ja.”
In een proces-verbaal van relaas is door de politie het volgende gerelateerd:9.
“Op 12 februari 2013 werd in de uitzending van het RTV Utrecht nieuws aangekondigd dat er de volgende dag beelden getoond zouden gaan worden van de diefstal van de monstrans uit het Catharijneconvent te Utrecht. Tevens werd er gemeld dat door de verzekeraar van de monstrans een beloning zou worden uitgeloofd voor degene met de tip, die zou leiden tot de vondst van de monstrans.”
Op 12 februari 2013 werd een telefoongesprek afgeluisterd tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte].10.Uit een telecomanalyse blijkt het telefoonnummer eindigend op *[nummer] in gebruik bij verdachte.11.Het telefoongesprek luidt – voor zover van belang – als volgt:12.
“[verdachte][verdachte, rechtbank]: kijk is tv, zet je tv aan.
9997 [[medeverdachte], rechtbank]: tv waarom?
[verdachte]: klotezooi
9997: echt niet
[verdachte]: ja
9997: meen je dat, ernstig
[verdachte]: ja
bellen elkaar zo”
Op 12 februari 2013 werd een telefoongesprek tussen [medeverdachte]13.[medeverdachte]en een onbekend gebleven man afgeluisterd, dat als volgt – voor zover van belang – luidt:14.
“8428 [[medeverdachte], rechtbank]: Jo
4814: Jo ben je al weer een bietje bij gekomen?
8428: Ja tuurlijk joh. Jij ook.
4814: Ja ik moest werken vandaag natuurlijk.
8428: Oh moest je werken ben je gegaan ook?
4814: Tuurlijk ben ik gegaan.
8428: Oh ok.
4814: Ik hoor uh net uh dat er een beloning op dat ding is
8428: Volgens mij ben je verkeerd verbonden of zoiets jochie uh.
4814: Ja he.
8428: Kankermongool.”
Op 13 februari 2013 om 10.29 uur werd een telefoongesprek tussen [medeverdachte]en een onbekend gebleven man afgeluisterd dat als volgt luidt – voor zover hier van belang:15.
0297: Hallo.
8428 [[medeverdachte], rechtbank]: Jongen?
0297: Hey [medeverdachte]
8428: Waar blijf je nou jochie?
0297: Ik kan niet van huis weg.
8428: Nou nou nou. Ja zo dan heb ik zo geen auto meer snappie. Daarom bel ik al om 9 uur in de ochtend jochie.
Op 13 februari 2013 om 13.07 uur werd een telefoongesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven vrouw (vermoedelijk de moeder van verdachte) afgeluisterd dat als volgt luidt – voor zover hier van belang:16.
NNman [verdachte, rechtbank] zegt tegen NNvrouw ik moet de auto hebben het is heel belangrijk.
NNvrouw vraagt waar hij naar toe gaat.
NNman zegt ik moet naar iemand toe om te praten.
NNvrouw zegt ik bel je zo.
Op 13 februari 2013 om 15.44 uur werd een telefoongesprek tussen “[A]” en medeverdachte [medeverdachte]afgeluisterd dat als volgt luidt – voor zover hier van belang:17.
“[medeverdachte]:
4242:[A]
[medeverdachte]: He [A], met [medeverdachte]
4242:He jochie,
[medeverdachte]: Oke, wil je een zakcentje verdienen
4242:Wat zeg je?
[medeverdachte]:lk zeg:’wil je een zakcentje verdienen’?
4242:Nou. euh.. dat kan ik wel gebruiken ja
[medeverdachte]:Ja, heb je tijd?
4242: Om te stucadoren of niet, bedoel je?
[medeverdachte]: Nee nee nee
4242: wat anders?
[medeverdachte]: Even met mij meerijden, kan je even een meijertje verdienen met me.
4242: Waar heen rijden?
[medeverdachte]: Ik moet even geld ophalen in België
4242: Euhh nu?
[medeverdachte]: Ja, krijg je.. euhh. krijg je een meijertje van me en dan betaal ik de
tank.
4242: En euhhh hoe laat.. NTV...
[medeverdachte]: Wat zei je?
4242: Hoe laat wil je weg dan?
[medeverdachte]: Ja zo snel mogelijk
4242: Hoe lang is het rijden
[medeverdachte]: Euhh.. ander half uur.
4242: Ander half uur heen, ander half uur terug. Het is nou, 4 uur weg, 5 uur. 6
uur, uurtje of 8 terug[medeverdachte]:Juist
4242: Ja is goed
[medeverdachte]: Ja?
4242: Ja is goed
[medeverdachte]: oke.. euhh. kom maar op. Haal ons maar op bij mijn huis
4242: Ja, dan rij ik nu gelijk door. Ik was al onderweg naar huis eigenlijk,
maar dan rij ik naar je toe.”
In een proces-verbaal van observatie op 13 februari 2013 is het volgende door de politie opgenomen:18.
“Omstreeks 16.02 uur zag ik, Q-41,- dat een groene bestelauto van het merk Citroën, type Berlingo en voorzien van het kenteken [kenteken] over de Vleutenseweg te Utrecht reed ter hoogte van het Majellapark.
Omstreeks 16.04 uur zag ik, Q-41, dat:
- de Citroën [kenteken] geparkeerd werd op het trottoir ter hoogte van de portiek die onder andere toegang biedt tot perceel [adres] te [woonplaats 1];- NN1 uit de Citroën [kenteken] stapte en naar de voornoemde portiek liep;
- de deur van de voornoemde portiek werd geopend en NNI een naar buiten gestoken hand schudde;
- NN1 de voornoemde portiek vervolgens binnenging.
Omstreeks 16.28 uur zagen wij, Q-41 en Q-71, dat:
- vier mannen waaronder NN1 en NN2 uit de voornoemde portiek kwamen;
- geen van deze mannen zichtbaar iets met zich meedroegen.
- NN1 als bestuurder in de Citroën [kenteken] stapte;
- de andere twee mannen, nader te noemen als NN3 en NN4, in een lichtblauwe personenauto stapten van het merk Hyundai, type i30 en voorzien van het kenteken [kenteken];
- NN3 werd later herkend als zijnde subject [verdachte];
- [verdachte] als bestuurder en NN4 als bijrijder in Hyundai [kenteken] stapten;
- de Citroën [kenteken] wegreed over de Vleutenseweg in de richting van de
Spinozaweg te Utrecht;
- De Hyundai [kenteken] achter de Citroën [kenteken] aanreed.
Omstreeks 16.32 uur zag ik, Q-86, dat:
-In de kofferruimte van de Hyundai [kenteken] een voorwerp lag dat verpakt was
middels één of meerdere zwarte vuilniszakken.
Omstreeks 16.42 uur zagen wij, Q-86 en Q68, dat:-De Hyundai [kenteken] en de Citroën [kenteken] stopten op de[adres] te
[woonplaats 1] ter hoogte van de percelen [nummers].
Omstreeks 16.42 uur zag ik, Q-86, dat:- NN1 nog in de Citroën [kenteken] zat;- twee mannen wegliepen uit de richting van de Hyundai [kenteken] en in de richting liepen van de voornoemde perceelnummers van de[adres] te[woonplaats 1];
Omstreeks 16.54 uur zag ik, Q-86, dat:
- NN1, NN4 en een derde man wiens signalement sterk overeen kwam met die van subject [verdachte], uit de woning[adres] te[woonplaats 1] kwamen. Aangezien mijn positie ongewijzigd was sluit ik niet uit dat het perceel[adres]te[woonplaats 1] betrof. NN1, NN4 en de hierboven omschreven uit de woning kwamen.
- één van hen een groot voorwerp, met vaste vormen, omhuld met een grijze vuilniszak uit deze woning bij zich droeg;
- NN1 en de onbekend gebleven persoon hierna naar de Hyundai [kenteken] liepen en dit voorwerp op de achterbank van de Hyundai [kenteken] legden.
Omstreeks 16.54 uur zagen wij, Q-91, Q-86 en Q-88, dat:
- het grote voorwerp ongeveer 1 meter hoog was, ongeveer 40 cm breed was en ongeveer 20 cm diep was.
Ik Q-88 zag dat:
- subject [verdachte] op de bestuurdersplaats van de Citroën [kenteken] plaatsnam.
Ik Q-86 zag dat:- NN1 en NN4 bij de Hyundai stonden te praten.
Omstreeks 16.56 uur zagen wij, Q-71 en Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] en de Hyundai [kenteken], de Citroën voorop, achter elkaar aan wegreden.
Omstreeks 17.50 uur zag ik, Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] stilstond in de file op de rijksweg A27 ter hoogte van het
knooppunt Gorinchem.
Omstreeks 17.50 uur herkende ik, Q-88, de bestuurder van de Citroën [kenteken]
als zijnde het subject [verdachte].
Rond dit tijdstip werden subject [verdachte], NN1 en NN4 aangehouden.”
Aangehouden werden: verdachte (NN3, rechtbank), medeverdachte [medeverdachte](NN1, rechtbank) en [A] (NN4, rechtbank).19.
In een proces-verbaal van bevindingen heeft de politie het volgende gerelateerd.20.
“Vervolgens kreeg verbalisant [verbalisant] een telefonisch verzoek van de meldkamer van
politie om in het genoemde voertuig de Hyundai met kenteken [kenteken] te kijken of
daar een plastic vuilniszak zou liggen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant] het genoemde voertuig geopend en zag op de achterbank, achter de bestuurderstoel, een vuilniszak liggen. Deze vuilniszak zat om iets heen gedraaid. Nadat ik verbalisant [verbalisant] de vuilniszak had geopend zag ik een soort beeld liggen. Dit was goud van kleur. Toen ik nogmaals goed keek zag ik dat ik dat beeld herkende als zijnde de relikwie monstrans welke met geweld was meegenomen vanuit een museum te Utrecht. Het beeld is ongeveer 75 centimeter hoog en goud van kleur.”
Door de politie is in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:21.
“Naar aanleiding van de aanhouding van[K], rechtbank][K] op 11 juni 2013 hoorden wij die dag de verdachte [[K], rechtbank] in het arrestantencomplex te Houten en brachten wij de verdachte na het afleggen van zijn verklaring naar de toegangsdeur van de arrestantenvleugel van het betreffende arrestantencomplex. Wij hoorden hem zeggen dat hij wist wie er allemaal bij betrokken waren. Ik vroeg hem wie dat dan waren en wat zij dan hadden gedaan. Wij hoorden de verdachte[K] zeggen dat [medeverdachte], [M], [W] en [O]het hadden gedaan. Ik vroeg vervolgens aan[K] wie wat had gedaan. Wij hoorden[K] daarop zeggen dat [M] en [O]het museum binnen waren geweest en dat [W] en [medeverdachte] buiten hebben staan wachten. Verder vertelde[K] dat hij samen met [medeverdachte] in [woonplaats 1] was geweest om dat ding bij zijn opa en oma op te halen en dat hij toen dat ding op de achterbank had gelegd en dat daarbij mogelijk zijn vingerafdruk op dat ding is gekomen.”
In een proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek is het volgende opgenomen:22.
“Het betreft een onderzoek in de zaak:
Adres: Lange Nieuwstraat 38 Utrecht
Sporen aangetroffen op: vuilniszak
Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek van de KLPD, dienst IFOL, blijkt dat
het spoor geïdentificeerd is op:Achternaam:[K]
Voornaam:[K]”
Door [medeverdachte]is als getuige ter terechtzitting verklaard, dat hij de monstrans op 29 januari 2013 heeft vervoerd naar zijn opa en oma in [woonplaats 1] en dat hij daarbij met [K] was.23.
In een proces-verbaal van doorzoeking is het volgende gerelateerd:24.
“Dit betreft het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte]. Op 13 februari 2013 werd op het woonadres van de genoemde [verdachte] aan de [adres] 56 te [woonplaats 1] een doorzoeking ter inbeslagneming verricht. Op de eerste verdieping, in de slaapkamer van verdachte, werd door ons een tas aangetroffen met hierin vermoedelijk verdovende middelen en toebehoren. In voornoemde tas zat tevens een zorgverzekeringspas op naam van [C]. Deze is tevens in beslag genomen ten behoeve van het onderzoek.”
In een proces-verbaal van bevindingen is het volgende gerelateerd.25.
“In mijn proces-verbaal van bevindingen van de huiszoeking in het perceel gevestigd op de [adres] heb ik kennelijk vernoemd dat ik een zorgpas van [C] in beslag genomen heb. Deze naam is abusievelijk foutief vermeld in mijn proces-verbaal van bevindingen. De zorgpas die ik aangetroffen heb tijdens de huiszoeking staat op naam van[K].”
4.3.2
Bewijsoverweging
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde heling van de gestolen monstrans.
Daarbij is het volgende in het bijzonder van belang. De gestolen monstrans is ongeveer twee weken na de diefstal teruggevonden in een auto die werd bestuurd door [A]. Gelet op de afgeluisterde telefoongesprekken heeft medeverdachte [medeverdachte]geregeld dat[A] tegen betaling mee zou rijden naar België. In combinatie met het observatieverslag moet het ervoor worden gehouden dat de monstrans in aanwezigheid van [medeverdachte], [A] en verdachte uit de woning aan de[adres] is gehaald en daarna is gelegd in de auto die[A] vervolgens bestuurde, terwijl [medeverdachte]en verdachte daar in een ander auto achteraan reden. De monstrans werd kennelijk opgehaald bij het adres[adres]te[woonplaats 1], waar de ouders van de vriendin van [medeverdachte]wonen. De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet wist wat zich in de vuilniszak bevond. Dat acht de rechtbank echter niet aannemelijk. De telefoongesprekken tussen [medeverdachte]en verdachte van 7 februari en 12 februari 2013 hebben, in het licht van de overige omstandigheden, onmiskenbaar betrekking op de gestolen monstrans. Ook de gesprekken die zowel [medeverdachte]als verdachte op 13 februari 2013 voeren en die kennelijk erop gericht zijn om op korte termijn een auto voorhanden te hebben, wijzen erop dat zij op dat moment beiden een rol hebben in het vervoer van de monstrans. Daar komt bij dat verdachte, gevraagd naar deze telefoongesprekken, niet heeft willen verklaren waarover in de gesprekken wordt gesproken.
Ook een aantal andere bewijsmiddelen in het dossier ondersteunt het oordeel dat verdachte wel degelijk betrokkenheid had bij de gestolen monstrans. In de door de daders bij de diefstal achtergelaten sporttas bevond zich immers, blijkens het DNA-onderzoek, een bitje met daarop sporen die volledig matchen met het DNA van verdachte. Verdachte heeft hiervoor geen andere verklaring gegeven dan dat hij zijn sporttassen wel eens kwijtraakt of dat deze wel eens worden gestolen. Verder is van belang dat bij de huiszoeking in de slaapkamer van verdachte een zorgverzekeringspas op naam van[K] is aangetroffen en dat die[K] na zijn verhoor bij de politie “off the record” heeft verklaard dat onder andere [W] betrokken is bij de diefstal van de monstrans. Volgens de verklaring van verdachte ter zitting wordt hij inderdaad [W] genoemd. Gevraagd naar hoe het kon dat de pas van[K] in zijn woning is aangetroffen, heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De omstandigheid dat uit het observatieverslag noch uit andere bewijsmiddelen onomstotelijk blijkt dat verdachte de monstrans zelf in handen heeft gehad, doet niet af aan de bewezenverklaring van heling. Doorslaggevend is immers of verdachte feitelijke zeggenschap heeft gehad over het goed en dat is het geval, met name gelet op de afgeluisterde telefoongesprekken in combinatie met het observatieverslag.
Gelet op de verschijningsvorm van de monstrans, de afgeluisterde telefoongesprekken en het observatieverslag, kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten dat de monstrans door een misdrijf verkregen was.
Voor het primair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, nu er weliswaar aanwijzingen zijn dat verdachte betrokken is bij de diefstal, maar voor de conclusie dat hij zich aan diefstal schuldig heeft gemaakt geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair
op in de periode van 29 januari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, een
Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje') voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzetheling.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 9 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, alsmede het reclasseringsadvies van 2 april 2013, opgemaakt door J. Mertens.
Op klaarlichte dag heeft een diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, een zogenaamde monstrans, uit het museum Catharijneconvent in Utrecht, plaatsgevonden. De monstrans heeft een verzekerde waarde van € 250.000,-. Bij het wegnemen van de monstrans is door de daders geen geweld gebruikt tegen personen, maar de diefstal en de wijze waarop die heeft plaatsgevonden heeft wel grote indruk gemaakt op de in het museum aanwezige bezoekers en medewerkers. Verdachte heeft de monstrans op enig moment voorhanden gehad en kan als heler worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, met name gelet op het voorwerp van de heling. De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.
Daarmee wijkt de rechtbank aanmerkelijk af van de eis van de officier van justitie. De reden daarvoor is in de eerste plaats dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, de heling. De vergelijking die de officier van justitie maakt met de strafoplegging in grote, geruchtmakende kunstroofzaken, zoals de Van Gogh-zaak, gaat naar het oordeel van de rechtbank maar ten dele op. De straffen waarop de officier van justitie haar eis baseert, zijn opgelegd in zaken waarin op professionele en zorgvuldig geplande wijze meerdere zeer kostbare kunstwerken van internationale betekenis zijn geroofd en waarbij die kunstwerken vaak ook definitief voor het publiek verloren zijn gegaan.
In deze zaak is sprake van een bijzonder brutale diefstal, op klaarlichte dag in aanwezigheid van personeel en bezoekers van het museum en is er een kostbaar kunstvoorwerp ontvreemd en uiteindelijk in gehavende staat teruggevonden. De daders hebben slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. Zij hebben kennelijk niet stilgestaan bij het verlies van de monstrans als onderdeel van het Nederlands cultureel erfgoed. Vooral regionaal is veel aandacht aan de zaak besteed. Aan de andere kant doet de diefstal, hoewel gewelddadig, ook amateuristisch en ondoordacht aan. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat de monstrans niet in de sporttas paste, maar ook uit de omstandigheid dat de daders kennelijk geen duidelijk plan hadden waar de monstrans na de diefstal heen zou gaan en op welke manier hij (al dan niet in onderdelen) verder zou worden verhandeld. Mede daardoor heeft de politie de monstrans kunnen achterhalen en is deze ook niet voorgoed verloren gegaan voor het publiek. De rechtbank acht deze zaak al met al dan ook van andere orde dan de zaken die de officier van justitie heeft aangehaald en waarop zij haar strafeis heeft gebaseerd.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd zoals neergelegd in de zogenaamde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor heling van waardevolle kunstvoorwerpen zijn geen landelijke oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor diverse vermogensdelicten in ogenschouw genomen. Voor een ramkraak (in georganiseerd verband en met aanzienlijke schade), een vermogensdelict waarin geweld met name is gericht tegen goederen zoals in deze zaak, geldt als oriëntatiepunt negen maanden gevangenisstraf. Voor een overval op een winkel, waarbij geweld met name zal zijn gericht tegen mensen, geldt als oriëntatiepunt twee jaar gevangenisstraf. In deze zaak is geen sprake van geweld gericht tegen mensen. In het licht van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten acht de rechtbank de eis van de officier van justitie erg hoog, ook als in aanmerking wordt genomen dat sprake is van een bijzonder kunstobject.
Gelet op de omstandigheid dat het strafblad van verdachte van geheel andere orde is dan de onderhavige heling, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel passend. Met het voorwaardelijke deel van deze straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij ‘Stichting Museum Catharijneconvent’ heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 3.327,62.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu echter niet is komen vast te staan dat de door benadeelde partij gevorderde schade het gevolg is geweest van het onder subsidiair bewezenverklaarde feit, dient de vordering te worden afgewezen.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door de veroordeelde ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het onder primair ten laste gelegde;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert het onder rubriek 6 genoemde strafbare feit op;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- wijst de vordering van de benadeelde partij ‘Stichting Museum Catharijneconvent’ af.
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2013.
Mr. Messer is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit het Museum
Catharijneconvent heeft weggenomen een Monstrans (waardevol historisch
kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van
250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013
tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een
Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of
met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑09‑2013
Het proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 391-400.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 611-655, i.h.b. pagina 613 onder “onderzoek sporttas” en pagina 617.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 1 februari 2013, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 703-704.
Het proces-verbaal van relaas zaaksdossier kunstroof, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 12-24, i.h.b. pagina 14.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 september 2013.
De verklaring van getuige [medeverdachte], afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 september 2013.
Een tapgesprek met nummer 287552489, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 736-737.
Vide noot 2, i.h.b. pagina 15, eerste alinea.
Vide noot 2. i.h.b. pagina 15, tweede alinea.
Een rapport telecomanalyse, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 531-536, i.h.b. pagina 533.
Een tapgesprek met nummer 287569773, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 739.
Zie Aanvraag bevel onderzoek telecommunicatie Bob16, pagina 6 en 7.
Een tapgesprek met nummer 287572299, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 740.
Een tapgesprek met nummer 287600275, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 744.
Een tapgesprek met nummer 287600275, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 745.
Een tapgesprek met nummer 287600275, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 747-748.
Het proces-verbaal van observatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 520-524.
De processen-verbaal van aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 38, 78 en 174.
Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 422.
Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 275-276.
Het proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 692.
De verklaring van getuige [medeverdachte]ter terechtzitting van 5 september 2013.
Het proces-verbaal van doorzoeking, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 61-63.
Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 950.