Hof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2014, nr. 21-007516-13
ECLI:NL:GHARL:2014:2501, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
31-03-2014
- Zaaknummer
21-007516-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:2501, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 31‑03‑2014; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2013:3804
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1235, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Einduitspraak: ECLI:NL:GHARL:2017:1018
Uitspraak 31‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Monstrans-zaak. Anders dan de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat, gezien de rol die verdachte heeft vervuld, ook bij hem sprake is van het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal door middel van braak. Het hof legt verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, van langere duur dan opgelegd door de rechtbank. Dit betekent dat verdachte, die onlangs (voorwaardelijk) in vrijheid werd gesteld, opnieuw gedetineerd zal raken.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007516-13
Uitspraak d.d.: 31 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 19 september 2013 met parketnummer 16-700431-13 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J.G.M. Dassen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot aan andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Museum Catharijneconvent heeft weggenomen een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast.
subsidiair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013 tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde monstrans wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De verdachte en zijn raadsman hebben vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe hebben zij onder meer aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen, waarin de voor verdachte belastende verklaring van [getuige] van 11 juni 2013 is opgenomen, van het bewijs moet worden uitgesloten, nu die [getuige] die uitlatingen niet heeft bevestigd in latere verhoorsituaties, noch bij de politie, noch ten overstaan van de raadsheer-commissaris.
Voorts is betoogd dat het telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 7 februari 2013 (opgenomen in het dossier op de pagina’s 12-24, in het bijzonder op pagina 14), waarin door die [medeverdachte] onder andere wordt gezegd “ik ben net gebeld 53 meiertjes 54 meiertjes”, geen betrekking heeft op de monstrans, maar op een door verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij] uit te keren bedrag in verband met een auto. In dit verband hebben de verdachte en zijn raadsman gewezen op de ter terechtzitting van het hof overgelegde afdruk van het rekeningoverzicht naar opgave van de raadsman van [minderjarige], betreffende rekeningnummer [rekeningnummer], op welke rekening op 13 februari 2013 door [verzekeringsmaatschappij] een bedrag van € 5.250,00 is overgeboekt.
Voorwaardelijk, in het geval het hof voornoemd telefoongesprek niettemin voor het bewijs wil gebruiken, is verzocht om het onderzoek te heropenen teneinde te onderzoeken of er voorafgaand aan het telefoongesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 7 februari 2013 (opgenomen in het dossier op de pagina’s 12-24, in het bijzonder op pagina 14) een telefoongesprek heeft plaatsgevonden met een medewerker van [verzekeringsmaatschappij].
Het hof stelt voorop dat het - in afwijking van de rechtbank - de telefoontap met betrekking tot het telefoongesprek dat verdachte op 7 februari 2013 heeft gevoerd met medeverdachte [medeverdachte] (opgenomen in het dossier op de pagina’s 12-24, in het bijzonder op pagina 14) niet als bewijsmiddel gebruikt. Het hof komt derhalve niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat [getuige] tijdens het wachten in het arrestantencomplex op 11 juni 2013 verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] spontaan heeft meegedeeld, dat hij wist wie de personen waren die betrokken waren geweest bij de diefstal van de monstrans. Hetgeen [getuige] vervolgens heeft verklaard, is door voornoemde verbalisanten vastgelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Ter terechtzitting van het hof zijn beide verbalisanten als getuigen gehoord en hebben zij hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen, bevestigd. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van dit bewijsmiddel te twijfelen, te meer nu hetgeen [getuige] tegenover hen heeft verklaard, bevestiging vindt in de overige door het hof gebruikte bewijsmiddelen.
Anders dan de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat, gezien de rol die verdachte heeft vervuld, ook bij hem sprake is van het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal door middel van braak.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het Museum Catharijneconvent heeft weggenomen een monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van 250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerk, waarbij met grof geweld de toegang is verschaft tot het Catharijneconvent, waar zich op dat moment de zogenaamde monstrans bevond. Deze brutale roof vond plaats op klaarlichte dag in de aanwezigheid van personeel en bezoekers van het museum en heeft grote indruk gemaakt op de aanwezigen. De monstrans werd in gehavende staat teruggevonden. Tot de dag van vandaag ontbreekt het gedeelte van de monstrans, waarin zich vele ingelegde diamanten bevonden.
Het hof heeft acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van [adres] van 2 april 2013 en op het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie van 3 maart 2014, waaruit blijkt verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, maar niet dusdanig dat dit tot strafverzwaring dient te leiden.
Nu het hof - anders dan de rechtbank - het primair tenlastegelegde bewezen acht, is een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan opgelegd door de rechtbank passend en geboden en daarom zal deze aan verdachte worden opgelegd. Dit betekent dat verdachte, die onlangs (voorwaardelijk) in vrijheid werd gesteld, opnieuw gedetineerd zal raken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de gevangenneming van de verdachte bevelen. Dit bevel is afzonderlijk geminuteerd.
Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.327,62. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep afgewezen, nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Het hof houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte tezamen met zijn mededaders voor de hier bedoelde schade aansprakelijk is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van verdachte.
Vordering van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Museum Catharijneconvent ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.327,62 (drieduizend driehonderdzevenentwintig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Museum Catharijneconvent, een bedrag te betalen van € 3.327,62 (drieduizend driehonderdzevenentwintig euro en tweeënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 (drieënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen, indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr P. van Kesteren en mr A.W.M. Elders, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl, griffier,
en op 31 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 31 maart 2014.
Tegenwoordig:
mr M. Otte, voorzitter,
mr I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.