Einde inhoudsopgave
Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn)
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 10-06-1992
- Bronpublicatie:
21-05-1992, PbEG 1992, L 206 (uitgifte: 22-07-1992, regelingnummer: 92/43/EEG)
- Inwerkingtreding
10-06-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-1992, PbEG 1992, L 206 (uitgifte: 22-07-1992, regelingnummer: 92/43/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de in bijlage IV, letter a), vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied, waarbij een verbod wordt ingesteld op:
- a)
het opzettelijk vangen of doden van in het wild levende specimens van die soorten;
- b)
het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen, overwintering en trek;
- c)
het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur;
- d)
de beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.
2.
Met betrekking tot deze soorten verbieden de Lid-Staten het in bezit hebben, vervoeren, verhandelen of ruilen en het te koop of in ruil aanbieden van aan de natuur onttrokken specimens, uitgezonderd die welke reeds legaal waren onttrokken vóór de toepassing van deze richtlijn.
3.
De in lid 1, letters a) en b), en in lid 2 opgenomen verbodsbepalingen gelden ongeacht de levensfase waarin de in dit artikel bedoelde dieren zich bevinden.
4.
De Lid-Staten stellen een systeem in van toezicht op het bij toeval vangen en doden van de diersoorten, genoemd in bijlage IV, letter a). In het licht van de verkregen gegevens verrichten de Lid-Staten de verdere onderzoekwerkzaamheden of treffen zij de instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat het bij toeval vangen en doden geen significante negatieve weerslag heeft op de betrokken soorten.