NJB 2024/630
Huwelijkse voorwaarden. Kosten van de huishouding. Periodiek verrekenbeding waaraan geen uitvoering is gegeven. Te verrekenen vermogen. Schulden. Wettelijk bewijsvermoeden. Hoge Raad: Bij de afwikkeling van een periodiek verrekenbeding kunnen ook schulden tot het te verrekenen vermogen behoren. Of dat het geval is hangt af van de inhoud van het periodiek verrekenbeding. Het wettelijk bewijsvermoeden ziet ook op schulden. De vraag of de man ter weerlegging van het wettelijk bewijsvermoeden voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schuld van de vrouw niet moet worden betrokken in de verrekening, dient in de eerste plaats te worden beantwoord aan de hand van het in de huwelijkse voorwaarden gemaakte onderscheid tussen de draagplicht ten aanzien van de kosten van de huishouding en de verplichting tot verrekening van niet aan de huishouding bestede netto-inkomens uit arbeid. Voor zover de schuld van de vrouw is ontstaan doordat zij niet voldoende inkomsten had, ligt het niet voor de hand om de schuld aan te merken als deel van een door belegging en herbelegging van niet verrekende inkomsten ontstaan saldo.
HR 08-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:338
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
23/01395
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:338, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑03‑2024
ECLI:NL:PHR:2023:1075, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 24‑11‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑06‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑04‑2023
- Wetingang
Essentie
Huwelijkse voorwaarden. Kosten van de huishouding. Periodiek verrekenbeding waaraan geen uitvoering is gegeven. Te verrekenen vermogen. Schulden. Wettelijk bewijsvermoeden. Hoge Raad: Bij de afwikkeling van een periodiek verrekenbeding kunnen ook schulden tot het te verrekenen vermogen behoren. Of dat het geval is hangt af van de inhoud van het periodiek verrekenbeding. Het wettelijk bewijsvermoeden ziet ook op schulden. De vraag of de man ter weerlegging van het wettelijk bewijsvermoeden voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schuld van de vrouw niet moet worden betrokken in de verrekening, dient in de eerste plaats te worden beantwoord aan de hand van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.