Einde inhoudsopgave
De kredietwaardigheidstoets bij kredietverlening aan consumenten (R&P nr. FR19) 2020/7.4.2.2
7.4.2.2 De consument schat zijn kredietwaardigheid niet altijd goed in
Mr. dr. J.M. Meindertsma, datum 01-06-2020
- Datum
01-06-2020
- Auteur
Mr. dr. J.M. Meindertsma
- JCDI
JCDI:ADS210082:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Ik baseer me met name op: Kilborn 2005, Sunstein 2006, Block-Lieb & Janger 2006, Anderloni & Vandone 2010 en Capuano & Ramsay 2011.
In de literatuur wordt ook wel gesproken van unrealistic optimism of van the overconfidence bias. Zie Sunstein 2006, p. 252 en Kilborn 2005, p. 18. Al deze termen komen op hetzelfde neer.
Grohmann e.a. 2019, Shepperd e.a. 2015, Weinstein 1980, Anderloni & Vandone 2010, p. 15, Block-Lieb & Janger 2006, p. 1540 – 1544 en Kilborn 2005, p. 18 en 19. Overoptimisme is voorts in verband gebracht met de illusie van controle. Zie bijvoorbeeld Capuano & Ramsay 2011, p. 132 – 133.
Zie Bar-Gill 2004, p. 29 en 30 over de consument die zijn baankansen overschat. Opmerkelijk is dat een overoptimistische consument ook kan vragen om een, rationeel gezien, te klein krediet omdat hij de kans op bepaalde negatieve scenario’s onderschat. Hierdoor gaat de consument er te veel van uit dat hij zal blijven terugbetalen. Veronderstellende dat die laatste optie ‘duurder’ is dan de optie niet-betalen, maakt diegene vooraf dus een te hoge inschatting van de totale kosten van het krediet. Zie Hynes 2004, p. 147 – 151.
Capuano & Ramsay 2011, p. 148 en Braspenning 2017, p. 151 – 154. Braspenning laat zien dat sommige auteurs twijfelen aan het bestaan dan wel de oorzaak van het endowment effect.
Janger & Block-Lieb 2006, p. 1544 – 1546 en Bar-Gill 2004, p. 25 – 28, Kilborn 2005, p. 21. Dit wordt overigens ook wel in verband gebracht met de termen myopia en self-control problems. Zie bijvoorbeeld Sunstein 2006, p. 252.
Zie bijvoorbeeld Bar-Gill 2004, p. 25 en Wonder e.a. 2008, p. 245 – 246. Een euro die later wordt verkregen is immers, door bijvoorbeeld inflatie, niet zoveel waard als diezelfde euro nu.
Zie Bar-Gill 2004, p. 25 e.v. voor een uitgebreide uitleg. Overigens is hyperbolic discounting ook geassocieerd met de consument die beschikt over een gebrekkige wilskracht. Zie Kilborn 2005, p. 21 – 22.
McCoy 2005, p. 731.
Barboza 2018, Bar-Gill 2004, Freeman 2013 en Yang, Markoczy & Qi 2007.
Omdat deze consument de kosten van het krediet onderschat, zal hij kunnen vragen om een groter krediet dan rationeel gerechtvaardigd is. Zie ook Yang, Markoczy & Qi 2007.
Bar-Gill 2004, p. 25 e.v., Kilborn 2005, p. 22 en Braspenning 2017, p. 149.
Freeman 2013, p. 176.
Mullainathan & Shafir 2013, p. 145.
Zie hierover paragraaf 7.3.2.4 en het daarin opgenomen citaat van Posner dat is te vinden onder het kopje (iii) de kredietaanvraag deels-betalen.
Stango & Zinman 2011 en Janger & Block-Lieb 2006, p. 1539.
Zie Gathergood 2012. Zie ook Braspenning 2017, p. 144 e.v. waarin uitgebreid wordt ingegaan op de link tussen het leengedrag van consumenten en financial literacy.
Zie Janger & Block-Lieb 2006, p. 1529, Goodwin e.a. 2014, p. 152 en Van Dijk & Zeelenberg 2009, p. 29. Een mogelijke verklaring voor deze ‘vroegtijdige’ acceptatie is dat een verdergaande zoektocht te veel denkvermogen vergt.
Braspenning 2017, p. 149. Dat de consument moeite heeft met het houden van overzicht volgt ook uit the cumulative cost neglect welke ziet op de consument die geen groot bedrag ineens wil lenen, maar vervolgens wel overgaat tot het lenen van meerdere kleine bedragen achter elkaar. Zie Sunstein 2006, p. 251.
Sunstein 2006, p. 253.
De gedragsmatig stuurbare consument is niet altijd in staat een rationele inschatting te maken van zijn kredietwaardigheid. In de literatuur is overkreditering in verband gebracht met meerdere factoren.1 Om te beginnen is gewezen op de optimism bias welke gaat over de consument die te optimistisch denkt over zichzelf en de toekomst.2 Deze consument heeft de neiging om zijn financiële kennis en vaardigheden te overschatten. Bovendien is hij geneigd om de kans op negatieve veranderingen in zijn financiële positie te onderschatten en de kans op positieve veranderingen te overschatten.3 Een werkloze consument die te optimistisch denkt over zijn baankansen kan zichzelf bijvoorbeeld overkrediteren door een krediet te nemen ter overbrugging van de, door hem, verwachte korte ‘tussenperiode’.4 Overkreditering kan voorts in verband worden gebracht met het endowment effect dat aandacht heeft voor de consument die te veel waarde hecht aan iets wat hij in bezit heeft en met de status quo bias die betrekking heeft op de consument die de huidige situatie prefereert boven verandering.5 Beide factoren kunnen mede verklaren waarom een consument moeite kan hebben om zijn huidige leefstijl op te geven en zich niet snel genoeg aanpast aan veranderde omstandigheden. Tot slot is overkreditering geassocieerd met de term hyperbolic discounting die ziet op de consument die de korte termijn gevolgen van een keuze overwaardeert en de langetermijngevolgen daarvan onderwaardeert.6 Hoewel het op zichzelf rationeel is om de toekomstige kosten vooraf te voorzien van een ‘korting’,7 kan de gedragsmatig stuurbare consument een te grote korting toepassen waardoor hij te gemakkelijk denkt over de nadelige impact van de latere terugbetaalplichten.8
Tegen de voorgaande achtergrond is het niet vreemd dat bepaalde kredietproducten een zekere aantrekkingskracht hebben op gedragsmatig stuurbare consumenten. Denk bijvoorbeeld aan een hypothecair krediet waarbij de consument de eerste periode een forse korting krijgt op de hypotheekrente.9 Dit product is aantrekkelijk(er) voor de consument die te veel kijkt naar de korte termijn voordelen van het krediet en daarbij geneigd is de impact van de latere terugbetaalplichten te onderschatten. Ook kan in dit verband worden gedacht aan creditcard kredieten.10 Ten eerste hoeft de consument bij deze kredieten geen rente te betalen als hij het geleende bedrag binnen een bepaalde tijd terugbetaalt. Dit kenmerk spreekt met name de overoptimistische consument aan die ten onrechte verwacht het krediet binnen de rentevrije periode te kunnen terugbetalen.11 Ten tweede stelt een creditcard krediet de consument in staat om snel en gemakkelijk aankopen te doen zonder direct te worden geconfronteerd met de kosten van het opgenomen krediet. Dit kenmerk kan worden gekoppeld aan de term hyperbolic discounting die betrekking heeft op de consument die te veel waarde hecht aan de korte termijn gevolgen van een keuze:12
“a hyperbolic discounter will acquire a card in the present, because she believes that both future borrowing and repayment will be manageable. Similarly, on the date of purchase, she will discount the pain of paying off the debt. The immediate emotional gratification of acquiring goods consistently dominates the hyperbolic discounter's mind. Compounding this shortsightedness is the use of a plastic card, which eliminates the pain of spending often associated with cash payments.”13
Hoewel in het laatste voorbeeld nog wordt aangenomen dat de consument enige aandacht heeft voor de kosten van het beoogde krediet, is het ook denkbaar dat de consument in een tunnelvisie zit en alleen kijkt naar de korte termijn baten van het krediet. Zie hierover het volgende voorbeeld over een consument die haar maandelijkse rekeningen niet meer kan betalen en (te snel) besluit een payday loan te nemen:
“Neem het voorbeeld van Sandra. Die eerste rekening die ze niet kon betalen confronteerde haar met schaarste. Ze richtte zich toen uitsluitend op de vraag hoe ze die maand de eindjes aan elkaar moest knopen. Binnen die tunnel zag de flitslening er uitsproken aanlokkelijk uit. De voordelen waren zichtbaar in de tunnel: de lening hielp haar de maand door te komen. De kosten van de lening – het terugbetalen en het leentarief – vielen allemaal buiten de tunnel. De lening leek een oplossing te bieden voor het probleem waarop ze gefixeerd was.”14
Terzijde wordt opgemerkt dat het, vanaf een afstand, niet altijd is te zien in welke mate iemand rationeel handelt. Zo zou bijvoorbeeld de rationele tegenhanger van de consument uit het laatste voorbeeld dezelfde payday loan nemen als er geen betere opties zijn om zichzelf in leven te houden. Dit geldt ook voor de hiervoor genoemde hypotheken die door kredietgevers worden aangeboden met een tijdelijke korting op de rente. Enerzijds kan de gedragsmatig stuurbare consument dit krediet onverantwoord nemen omdat hij zich te veel heeft laten leiden door de lage beginrente en zich niet realiseert dat hij in de problemen komt als de rente op het afgesproken moment fors gaat stijgen. Anderzijds kan de rationele consument dit krediet verantwoord nemen omdat hij beter af is in de situatie met dat krediet dan zonder dat krediet. Denk bijvoorbeeld aan de consument met een beperkte draagkracht die langs deze weg de kans krijgt om een bepaalde periode te wonen in een huis dat eigenlijk te duur voor hem is. Anders dan de eerste consument, weet de laatste consument dat hij de woning waarschijnlijk zal moeten verlaten en dat hij vervolgens een langere tijd geen nieuw krediet zal kunnen krijgen.15
Tot slot zijn er in de literatuur nog andere factoren besproken die eventueel kunnen verklaren waarom een gedragsmatig stuurbare consument een kredietbeslissing neemt welke afwijkt van een rationele kredietbeslissing. Ik noem er vier. Ten eerste is er de interest/repayment bias welke betrekking heeft op de neiging van de consument om zijn keuze hoofdzakelijk te baseren op de omvang van de periodieke terugbetaalplichten.16 Omdat hij dus weinig zicht heeft op de totale kosten van het krediet, kan de consument kiezen voor een kredietproduct dat duurder is dan een ander product waarvoor hij had kunnen kiezen.17 Ten tweede is er de term satisficing die gaat over de neiging van de consument om te kiezen voor de eerste optie die volgens hem ‘goed genoeg’ is.18 Deze consument kan daarom kiezen voor een krediet dat duurder of anderszins ongunstiger is dan het krediet waarvoor hij waarschijnlijk – als hij was doorgegaan met het in kaart brengen van zijn kredietopties – anders zou hebben gekozen. Ten derde kan worden gewezen op het begrip mental accounting dat kan worden gebruikt voor de consument die in ‘hokjes’ denkt en een lening kan aangaan ook al heeft hij bijvoorbeeld voldoende geld op zijn spaarrekening staan.19 Tot slot is er de term miswanting die betrekking heeft op de consument die met het krediet een product wil aanschaffen dat hem, rationeel gezien, niet in een betere situatie zal brengen.20 Deze consument zal achteraf dus spijt krijgen van zijn aankoop.
Korte voorbeelden van onverantwoorde kredietaanvragen
In het vervolg worden verschillende voorbeelden gegeven van kredietaanvragen die onverantwoord zijn voor de consument. Hierbij wordt voorgebouwd op het beeld van de consument die te optimistisch over zichzelf en de toekomst denkt of die anderszins moeite heeft om een reële inschatting te maken van de kosten en baten van het krediet. Het eerste voorbeeld betreft de kredietaanvraag van de consument die een te hoog inkomen heeft opgegeven omdat hij niet bij machte is een reëel onderscheid te maken tussen het bestendige en niet-bestendige deel daarvan. Deze consument zal uiteindelijk een groter deel van zijn inkomen moeten opofferen voor de terugbetaling van het krediet dan hij op voorhand heeft ingeschat. Het tweede voorbeeld gaat over de kredietaanvraag van de consument die ten onrechte verwacht zijn vermogen tijdig te kunnen omzetten in liquide middelen om te voldoen aan de betreffende terugbetaalplichten. Na de kredietverstrekking zal deze consument daarom andere, mogelijk onacceptabele, onderdelen van zijn betaalcapaciteit moeten opofferen om uit een situatie van betaalachterstand te blijven. Het derde voorbeeld houdt verband met de kredietaanvraag van de consument die ten onrechte verwacht dat hij de beoogde terugbetaaloffers daadwerkelijk zal willen maken. Deze consument zal zich na de kredietverstrekking realiseren dat hij de baten van het krediet heeft overschat dan wel dat hij de nadelige gevolgen van de terugbetaaloffers heeft onderschat. Het laatste voorbeeld betreft de kredietaanvraag van de consument die een te optimistische inschatting heeft gemaakt van de omvang van zijn toekomstige betaalcapaciteit. Deze consument zal daarom geconfronteerd worden met een niet-voorziene daling van zijn betaalcapaciteit dan wel tot de conclusie komen dat een verwacht positief scenario zich niet heeft voorgedaan.