NJ 2016/33
Griffierecht; hardheidsclausule art. 127a Rv; rechtsmiddelenverbod art. 127a lid 4 Rv; doorbrekingsgronden.
HR 18-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3630, m.nt. Redactionele aantekening
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 december 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/05533
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS110686:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3630, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑12‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2047, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑10‑2014
- Wetingang
Art. 127a Rv
Essentie
Griffierecht; hardheidsclausule art. 127a Rv; rechtsmiddelenverbod art. 127a lid 4 Rv; doorbrekingsgronden.
Art. 127a Rv strekt ertoe dat reeds bij aanvang van de procedure door de rechter wordt vastgesteld of de eiser, respectievelijk de appellant, het griffierecht tijdig heeft betaald en, zo neen, of hij een geslaagd beroep op de hardheidsclausule heeft gedaan, dan wel het in lid 2 voorziene ontslag van instantie moet worden verleend. Daarmee wordt voorkomen dat proceshandelingen worden verricht die achteraf bezien nodeloos blijken te zijn geweest. Met het oog op dat verloop van de behandeling bepaalt het eerste ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.