Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Ierland tot uitlevering van misdadigers
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 14-03-1899
- Bronpublicatie:
26-09-1898, Stb. 1899, 15 (uitgifte: 07-01-1899, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-03-1899
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-1898, Stb. 1899, 15 (uitgifte: 07-01-1899, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
De misdrijven, ter zake waarvan de uitlevering zal worden toegestaan zijn de volgende: -
- 1.
Moord, daaronder begrepen kindermoord, of poging of samenspanning tot moord, daaronder begrepen zoodanige misdrijven gericht tegen den Souverein, tegen diens erfgenaam, of tegen ieder ander persoon wien ook, mits het misdrijf geen staatkundig karakter draagt.
- 2.
Doodslag, daaronder begrepen kinderdoodslag.
- 3.
Mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbende.
- 4.
Verwonding met voorbedachten rade of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
- 5.
Het namaken of vervalschen van muntspeciën en muntpapier of het in omloop brengen van valsche of vervalschte muntspeciën of muntpapier.
- 6.
Valschheid in geschriften, of het gebruik maken van de valsche of vervalschte geschrifen.
- 7.
Verduistering of diefstal.
- 8.
Opzettelijke en ernstige beschadiging van goederen.
- 9.
Oplichting.
- 10.
Bedriegelijke bankbreuk.
- 11.
Meineed of het uitlokken van meineed.
- 12.
Verkrachting.
- 13.
Het hebben van vleeschelijke gemeenschap met een meisje beneden den leeftijd van 16 jaar, of poging daartoe.
- 14.
Aanslag tegen de zeden.
- 15.
Het toedienen van middelen of het gebruiken van instrumenten met het doel de afdrijving der vrucht van eene vrouw te veroorzaken.
- 16.
Schaking.
- 17.
Wegvoering van kinderen.
- 18.
Oplichting van minderjarigen en hunne wederrechtelijke vrijheidsberooving.
- 19.
Inbraak.
- 20.
Opzettelijke brandstichting.
- 21.
Diefstal met geweld.
- 22.
Het opzettelijk doen ontstaan van gevaar voor een spoortrein.
- 23.
Bedreiging bij geschrifte onder eene bepaalde voorwaarde ( Artikel 285 tweede lid Nederlandsch Wetboek van Strafrecht).
- 24.
Zeeroof.
- 25.
Het doen zinken of vernielen van een vaartuig op zee, of poging daartoe.
- 26.
Mishandelingen, met het oogmerk om te dooden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gepleegd aan boord van een vaartuig in volle zee.
- 27.
Verzet van twee of meer personen tegen het gezag van den schipper, gepleegd aan boord van een vaartuig in volle zee.
- 28.
Het drijven van slavenhandel mits opleverende een strafbaar feit volgens de wetten der beide Staten.
Uitlevering wordt ook toegestaan wegens medeplichtigheid aan een der bovengenoemde misdrijven, wanneer voor die medeplichtigheid kan worden uitgeleverd volgens de wetten van den Staat, aan welken de uitlevering wordt aangevraagd.
In de bovengenoemde gevallen zal de uitlevering alleen plaats hebben, wanneer het misdrijf, indien het ware gepleegd binnen het rechtsgebied van het land, waaraan de aanvrage tot uitlevering is gedaan, volgens de wetten van dat land tot uitlevering aanleiding zou kunnen geven.
Uitlevering zal ook kunnen worden toegestaan, naar het goeddunken van den staat, aan welken de uitlevering wordt aangevraagd, ten opzichte van eenig ander misdrijf waarvoor, overeenkomstig de wetten der beide Contracteerende Partijen op dat tijdstip van kracht, de toestemming kon worden verleend.