CRvB (vzr.), 11-01-2002, nr. 01/4478NABW-VV
ECLI:NL:CRVB:2002:AD9836
- Instantie
Centrale Raad van Beroep (Voorzieningenrechter)
- Datum
11-01-2002
- Zaaknummer
01/4478NABW-VV
- LJN
AD9836
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2002:AD9836, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 11‑01‑2002; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
art. 8:75a Algemene wet bestuursrecht; art. 21a Beroepswet
- Vindplaatsen
AB 2003, 16 met annotatie van A.M.L. Jansen
Uitspraak 11‑01‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
01/4478 NABW-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
met analoge toepassing van artikel 21a van de Beroepswet na intrekking van een verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. INLEIDING
Gedaagde heeft bij schrijven van 14 augustus 2001 op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2001, nrs. 00/2987 NABW en 00/2988 NABW. Tevens is verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Namens verzoeker heeft mr. J.A.H. Blom, advocaat te Amsterdam, bij schrijven van 9 oktober 2001 een verweerschrift ingediend.
Hierop heeft gedaagde bij schrijven van 11 oktober 2001 het door hem ingestelde hoger beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
Bij schrijven van 19 oktober 2001 heeft de gemachtigde van verzoeker verzocht om gedaagde in de proceskosten te veroordelen.
Gedaagde heeft bij schrijven van 5 december 2001 een verweerschrift ingediend.
Elk der partijen heeft, desgevraagd, schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
II. MOTIVERING
De wetgever heeft voor het geval van intrekking van beroep en van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar of beroep in artikel 8:75a van de Awb voorzien in de mogelijkheid van vergoeding van proceskosten. In artikel 21a van de Beroepswet is in een dergelijke mogelijkheid eveneens voorzien in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan. Kennelijk bij vergissing is niet voorzien in de mogelijkheid van vergoeding van proceskosten aan de gedaagde partij in het geval waarin het bestuursorgaan, hangende door dit orgaan ingesteld hoger beroep, een door hem gedaan verzoek om een voorlopige voorziening intrekt.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding voor het laatste geval aansluiting te zoeken bij de in de wet geregelde gevallen, in het bijzonder dat van artikel 21a van de Beroepswet.
In de voorlopige voorzieningsprocedure in hoger beroep heeft de gemachtigde van verzoeker een verweerschrift ingediend.
Gedaagde verzet zich tegen vergoeding van deze proceshandeling. Bij schrijven van 5 december 2001 heeft gedaagde het volgende meegedeeld:
"In verband met het verzoek om vergoeding van de proceskosten, wijzen wij erop dat wij ons hoger beroep niet hebben ingetrokken omdat wij aan het bezwaar zijn tegemoetgekomen maar omdat wij geen materieel belang meer hadden bij voortzetting van de procedure nu de kosten waarin bijstand was gevraagd alsnog vergoed werden op grond van een voorliggende voorziening. Uitvoering van de uitspraak van de rechtbank had daarom nooit tot toekenning van de gevraagde bijstand kunnen leiden. Een en ander neemt niet weg dat wij menen dat wij op basis van de ten tijde van het instellen van het hoger beroep bekende informatie terecht en op goede gronden hoger beroep hebben ingesteld.".
Uit de gedingstukken leidt de voorzieningenrechter af dat gedaagde eerst door toezending van de brief van de gemachtigde van verzoeker van 9 oktober 2001 door de griffier van de Raad ervan op de hoogte is geraakt dat de kosten waarin om bijzondere bijstand was gevraagd alsnog door het ziekenfonds aan verzoeker waren vergoed.
In dit licht bezien en gelet op de overige gedingstukken acht de voorzieningenrechter geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2002.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) P.W.J. Hospel.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
JvS
- 1101.