HR, 23-04-2010, nr. 09/01627
ECLI:NL:HR:2010:BL6229
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-04-2010
- Zaaknummer
09/01627
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BL6229
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL6229, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑04‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL6229
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2008:BG5495, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2010:BL6229, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 26‑02‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL6229
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHLEE:2008:BG5495
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Koopovereenkomst. Ontbinding? Aanvullen feiten? (art. 81 RO).
23 april 2010
Eerste Kamer
09/01627
EE/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 185660\CV EXPL 05-7210 van de kantonrechter te Leeuwarden van 15 september 2006 en 24 november 2006,
b. de arresten in de zaak 107.001.636/01 (rolnummer 0700155) van het gerechtshof te Leeuwarden van 21 maart 2007 en 18 november 2008.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 23 april 2010.
Conclusie 26‑02‑2010
Mr. Wuisman
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
[Eiser],
eiser tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen
tegen
[Verweerder],
verweerder in cassatie,
niet verschenen.
1. Inleiding
1.1
Eind 2004 dan wel begin 2005 heeft verweerder in cassatie (hierna: [verweerder]), verzamelaar van oldtimers en tevens garagehouder, van eiser tot cassatie (hierna: [eiser]) op basis van twee foto's op een CD-Rom en enige informatie van [eiser] voor een koopprijs van € 1.500,- een mercedes 300 SD van het bouwjaar 1980 gekocht, die zich op dat moment nog in de VS bevond. [Verweerder] heeft een aanbetaling van € 1.000,- gedaan.
1.2
In maart 2005 is de mercedes per schip in Amsterdam aangekomen. [Verweerder] heeft de auto opgehaald met een trailer en naar zijn garagebedrijf vervoerd. Bij inspectie van de auto bleek deze, in zijn ogen, niet meer dan een wrak te zijn.
1.3
In een in september 2005 bij de rechtbank Leeuwarden gestarte procedure vordert [verweerder] voor recht te verklaren dat de koopovereenkomst per 25 maart 2005 is ontbonden en verder onder meer nog om [eiser] te veroordelen tot terugbetaling van de aanbetaling en tot vergoeding van de door [verweerder] betaalde inklaringskosten ad € 443,29 en van de kosten van transport van de auto in Nederland ad € 50,-. Aan deze vorderingen legt hij ten grondslag dat [eiser] door een auto te leveren die niet voldeed aan wat [verweerder] mocht verwachten, toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn leveringsplicht uit de koopovereenkomst.
1.4
[Eiser] bestrijdt dat hij in de nakoming van zijn leveringsplicht is tekortgeschoten en de koopovereenkomst voor ontbinding in aanmerking komt. Hij vordert in reconventie een veroordeling van [verweerder] tot betaling van de verschepingskosten (€ 974) en tot vergoeding van incassokosten (€150,-).
1.5
Bij vonnis d.d. 24 november 2006 stelt de rechtbank [eiser] in het gelijk, maar bij arrest d.d. 18 november 2008 komt het hof Leeuwarden na een comparitie van partijen op 29 mei 2007 en pleidooien op 11 september 2008, bij welke gelegenheid nog de hierboven in 1.1 genoemde twee foto's van de mercedes zijn getoond, tot een tegengestelde beslissing. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst alsnog de hierboven genoemde vorderingen van [verweerder] toe. Daartoe overweegt het hof in rov. 13 onder meer: ‘De op de foto's waarneembare schades zijn — mede gelet op de door [verweerder] gegeven mondelinge toelichting daarop — naar het oordeel van het hof zo ernstig dat zij de auto, zoals [verweerder] stelt, geheel waardeloos maken, in die zin dat restaureren economisch onverantwoord is. De facto is sprake van een sloopauto. Dit hoefde [verweerder], ook zonder nader onderzoek, in beginsel niet te verwachten. … Nu … voorts gesteld noch gebleken is dat [eiser] aan [verweerder] heeft meegedeeld dat hij (zoals hij zelf beweert) de auto niet zelf had gezien, mocht [verweerder] erop vertrouwen dat [eiser] de auto had gezien en dat de auto geen wrak was, aangezien de hem al jaren bekende [eiser] hem dit anders wel zou hebben verteld. ’
1.6
[Eiser], die tijdig in cassatie is gekomen, bestrijdt het arrest van het hof met twee cassatiemiddelen.
2. Bespreking van de cassatiemiddelen
2.1
In cassatiemiddel I, onder 1.1. t/m 1.7, komt de klacht voor dat het hof ten onrechte acht slaat op de twee tijdens de pleidooien getoonde foto's en de door [verweerder] op die foto's gegeven toelichting, nu het hof in rov. 3 te kennen heeft gegeven geen kennis te hebben genomen van foto's die zijn gedeponeerd nadat na afloop van de pleidooien was gefourneerd en arrest was bepaald. Onder 1.2 wordt aangenomen dat het hof hier doelt op de twee door [verweerder] bij pleidooi getoonde foto's. Dat deze aanname correct is, blijkt nergens uit. Dit betekent dat de klacht feitelijke grondslag mist. Overigens, heeft het hof dat wat het bij gelegenheid van de pleidooien zelf heeft waargenomen, mogen laten meewegen bij het beoordelen en beslechten van het geschil.
2.2
In cassatiemiddel I, onder 1.8, wordt erover geklaagd dat het hof ten onrechte als vaststaand aanneemt dat [eiser] aan [verweerder] een CD-Rom met twee foto's van de mercedes heeft overhandigd. Het hof heeft immers tijdens het pleidooi na daartoe strekkend bezwaar van de zijde van de raadsman van [eiser] besloten om geen acht te slaan op bijlagen, die gevoegd waren bij de pleitnota van de raadsman van [verweerder]. Ook deze klacht mist feitelijke grondslag. Tot genoemde bijlagen behoort niet de CD-Rom. Zie in dit verband Pleitaantekening van mr. Riemersma, sub 6, vijfde regel, de aan dit processtuk gehechte bijlagen en blz. 2 van het proces-verbaal van de zitting.
2.3
In cassatiemiddel II wordt voornamelijk geklaagd over verboden aanvulling door het hof van de feiten en/of van de verweermiddelen van [verweerder].
2.4
Een dergelijke klacht komt voor onder 2.3 van het cassatiemiddel, waar bezwaar wordt gemaakt tegen de kwalificatie door het hof van de mercedes als een ‘sloopauto’. Die kwalificatie is niet te zien als een verboden aanvulling van feiten. Zij vindt voldoende grondslag in de bij pleidooi getoonde foto's van de mercedes, in de door [verweerder] op die foto's gegeven toelichting en in de duiding van [verweerder] van die auto als ‘wrak’.
2.5
Onder 2.5 van cassatiemiddel II wordt uit het oog verloren dat de betwisting ten processe dat [eiser] de auto zelf in Amerika heeft gezien, niet tevens inhoudt een betwisting dat [verweerder] bij het sluiten van de overeenkomst heeft mogen veronderstellen dat [eiser] de auto heeft gezien en de auto geen wrak zou zijn. Het gaat hier om twee verschillende feiten.
2.6
Dat het hof in rov. 13 het feit dat [verweerder] bij het sluiten van de overeenkomst erop heeft mogen vertrouwen dat [eiser] de auto heeft gezien en dat de auto geen wrak zou zijn, mede hierop baseert dat de hem al jaren bekende [eiser] dit anders wel zou hebben verteld, vormt, anders dan onder 2.6 van cassatiemiddel II wordt betoogd, geen verboden aanvulling van feiten en/of verweermiddelen van [verweerder]. Met de passage ‘aangezien de hem al jaren bekende [eiser] hem dit anders wel zou hebben verteld’, verklaart het hof nader waarom [verweerder] erop vertrouwde dat [eiser] de mercedes zelf had gezien en dat deze auto geen wrak was. Vanwege het feit dat zij elkaar al jaren kenden — volgens [eiser] zelf sedert de lagere school —, meende [verweerder] erop te kunnen rekenen dat [eiser] hem belangrijke zaken als dat hij de auto niet zelf had gezien of dat de auto een wrak was, wel zou hebben verteld. Men kan het ook anders zeggen. Mede omdat hij [eiser] al jaren kende, vertrouwde [verweerder] erop dat, nu [eiser] niet had verteld dat hij de auto niet had gezien of dat de auto een wrak was, het tegendeel het geval was. Op zijn in [eiser] gestelde vertrouwen uit hoofde van de jarenlange relatie heeft [verweerder] zich nadrukkelijk beroepen. Hij heeft in appel in § 4.1 van zijn memorie van grieven gesteld dat hij [eiser] al jaren kende en dat hij om die reden geen reden had te twijfelen aan wat [eiser] hem over de mercedes vertelde. Dat was niet dat de mercedes een wrak was. In § 8.2 van de memorie van grieven heeft [verweerder] aangevoerd dat, indien [eiser] de mercedes niet heeft gezien, hij dan de indruk heeft gewekt de auto wel te hebben gezien en dat [verweerder] hierop mocht afgaan. Ook bij dit laatste speelt weer mee het feit dat partijen elkaar al jaren kenden.
2.7
Aan de klachten in 2.7 van cassatiemiddel II komt geen zelfstandige betekenis toe. Zij bouwen op de eerdere klachten in cassatiemiddel II voort en treffen derhalve ook geen doel.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden