Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/:Verhandeling
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/
Verhandeling
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS397315:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
In de literatuur en de rechtspraak worden ook wel andere afkortingen, zoals IVBP en BUPO, gebruikt.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit deel zal een nadere verdieping worden gegeven van hetgeen tot nu toe naar voren is gebracht. Bij de schets van het klassieke liberalisme is ook melding gemaakt van de denkbeelden van enkele filosofen, zoals Hobbes, Locke en Kant. In aanvulling hierop zullen in 1.2.1 enige hedendaagse filosofen worden genoemd die zich bezighouden met de theorievorming omtrent de sociale verzorgingsstaat, John Rawls en Ronald Dworkin. Bij beiden zal blijken dat zij een ethisch uitgangspunt hanteren, dat ook relevant is voor de houding van de overheid tegenover de burger. Deze relevantie houdt in dat op de overheid een plicht rust om op fundamentele wijze rekening te houden met de belangen van de burgers. Binnen de context van de belastingheffing betekent een en ander dat de fiscus ernaar dient te streven om onduidelijkheden in de belastingwetgeving door middel van standpuntbepalingen weg te nemen, alsmede om in die gevallen dat de wettelijke bepalingen tot toepassingen leiden die duidelijk in strijd zijn met de doelstellingen van die bepalingen een standpunt praeter legem in te nemen. Belastingheffing in strijd met de doelstellingen vormt immers een onrechtvaardige inbreuk op het eigendomsrecht van de burgers. Daarnaast is er ook een onderbouwing van juridische aard voorhanden. Het in art. 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (verder te noemen: IVBPR1) neergelegde gelijkheidsbeginsel zal in dezelfde lijn een juridische fundering blijken te verschaffen voor de plicht van de fiscus om zo nodig onduidelijke wetgeving nader te verduidelijken alsmede om te kort schietende wetgeving aart te vullen. (1.2.2)
In 1.2.3 zal worden ingegaan op de wisselwerking tussen algemene en concrete standpuntbepalingen van de fiscus. Hiervoor (1.1.3.6) is de aandacht met name uitgegaan naar de concrete standpuntbepalingen van de fiscus. Aan deze werd primaire betekenis toegekend omdat doorgaans eerst bij de toepassing in het concrete geval de wettelijke bepaling haar tekortkomingen vertoont. Ook op dit punt zal blijken dat het ethische uitgangspunt een fundering vormt voor de plicht van de fiscus om het eenmaal ingenomen concrete standpunt tot richtsnoer te nemen in volgende vergelijkbare gevallen.