Het deskundigenadvies in de civiele procedure
Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.1:6.1 Inleiding
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/6.1
6.1 Inleiding
Documentgegevens:
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS445001:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In par. 4.7.3 heb ik als kerntaken van de deskundige onder andere genoemd dat hij op zijn vakgebied feiten verzamelt, ordent, opheldert en verklaart. In veel zaken kan de deskundige de vraagstelling van de rechter niet beantwoorden zonder eigen onderzoek naar feiten. Het gaat meestal om onderzoek dat de rechter niet zelf kan verrichten, omdat hij niet beschikt over de benodigde kennis of ervaring. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan onderzoek van een gebouw, een auto of een schip, medisch onderzoek, onderzoek van software, farmaceutisch onderzoek, accountantsonderzoek, bodemonderzoek, en dergelijke. Het onderzoek heeft betrekking op feiten die tussen partijen in geschil zijn. Die feiten zullen in het algemeen van belang zijn voor de vaststelling door de rechter of er sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad, of er causaal verband is tussen wanprestatie of onrechtmatige daad en schade, en/of wat de omvang is van de schade. De rechter formuleert de opdracht in de context van het geschil van partijen, zoals in par. 4.7.3 aan de orde kwam. Het feitenonderzoek van een deskundige heeft dus betrekking op feiten die tussen partijen in geschil zijn en speelt zich af binnen de grenzen van de opdracht. Zoals toegelicht in par. 1.4.3 en 2.5, behoort een deskundigenadvies een optimale bijdrage te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing. Het feitenonderzoek van een deskundige dient dan ook te zijn gericht op de totstandkoming van een deskundigenadvies waarmee de rechter de feiten die tussen partijen in geschil zijn, zo waarheidsgetrouw mogelijk kan vaststellen.
Tegen deze achtergrond wordt in dit hoofdstuk het feitenonderzoek van de deskundige in de procesrechtelijke verhouding tussen partijen, rechter en deskundige onder de loep genomen. Vertrekpunt is de feitelijke start van het deskundigenonderzoek door de deskundige die de benoeming aanvaardt (art. 198 lid 2 Rv). Eindpunt is het moment waarop de deskundige het deskundigenadvies voltooit en ondertekent (art. 197 lid 2 en 198 lid 4 Rv). Aan de hand van thema's zoals het toezicht van de rechter op het feitenonderzoek door de deskundige, de medewerking van partijen aan het onderzoek, de informatieverzameling tijdens het deskundigenonderzoek, of de betekenis van het beginsel van hoor en wederhoor in het deskundigenonderzoek, wordt het speelveld tijdens het deskundigenonderzoek in beeld gebracht. Bij de beschouwing van de informatieverzameling ten behoeve van het feitenonderzoek van de deskundige wordt in par. 6.2 en 6.4 onderscheid gemaakt tussen de verkrijging van informatie uit stukken, de verkrijging van mondelinge informatie van partijen en derden, het onderzoek van zaken en het onderzoek van personen. Welke feiten in het onderzoek (kunnen) worden betrokken, is mede afhankelijk van de invloed van partijen, rechter en deskundige op de inhoud en reikwijdte van deze onderzoeksverrichtingen.
Indeling van dit hoofdstuk
Ook in dit hoofdstuk beschouw ik eerst in een rechtsvergelijkend overzicht het feitenonderzoek door een deskundige in andere landen (par. 6.2). Vervolgens leid ik de positionering van Nederland ten opzichte van andere landen in (par. 6.3). Daarna komt aan de orde welke invloed partijen, rechter en deskundige naar Nederlands recht kunnen uitoefenen op het feitenonderzoek van de deskundige (par. 6.4). Zoals vermeld in par. 4.2, laat de invloed van de verschillende procesdeelnemers zich in werkelijkheid niet zo scherp van elkaar onderscheiden, maar maakt de focus op ieders positie een scherpere analyse van hun invloed mogelijk dan een op voorhand geïntegreerde. Ook in dit hoofdstuk is daardoor af en toe verwijzing of herhaling nodig om de wisselwerking van ieders invloed vast te houden en die in hoofdstuk 8 te koppelen aan de beantwoording van de centrale vraagstelling.