NJB 2022/1602:Beslagbeklag, art. 5.4.10 lid 1 jo art. 552a Sv. Onthouden van de kennisneming van een gedeelte van een Europees onderzoeksbevel (EOB) aan klagers en de geheimhouding die wordt voorgeschreven door Richtlijn 2014/41/EU: herhaling van HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:653. In casu kon de rechtbank oordelen dat zij geen belang ziet tot honorering van het verzoek om de behandeling van het klaagschrift aan te houden en de officier van justitie te bevelen om aan de uitvaardigende autoriteit de vraag voor te leggen of er concrete bezwaren bestaan tegen kennisneming door de klaagster van het gehele EOB. Daartoe telt dat het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad als de klaagster en/of haar raadsman kennis kunnen nemen van het gehele EOB, zodat de kennisneming van het EOB in zoverre op grond van artikel 23 lid 6 Sv hun moet worden onthouden. Terbeschikkingstelling resultaten van de uitvoering van een EOB aan de uitvaardigende autoriteit: op grond van art. 5.4.9 lid 1 Sv doet de officier van justitie dit zo spoedig mogelijk. Als overeenkomstig art. 5.4.10 lid 1 jo art. 552a Sv een klaagschrift is ingediend of nog kan worden ingediend, vindt de overdracht van de resultaten echter pas plaats nadat onherroepelijk op het ingediende klaagschrift is beslist. In afwijking daarvan kan de officier van justitie op grond van artikel 5.4.9 lid 3 Sv – en in lijn met artikel 13 lid 2 Richtlijn 2014/41/EU – het ter uitvoering van het EOB vergaarde bewijsmateriaal aan de uitvaardigende autoriteit voorlopig ter beschikking stellen onder nader door de Hoge Raad genoemde voorwaarden. Voorts gaat de Hoge Raad nader in op de inhoud van de beoordeling door de rechter in de klaagschriftprocedure van art. 5.4.10 lid 1 jo art. 552a Sv. Verzoek van de uitvaardigende autoriteit tot onmiddellijke overdracht van het bewijsmateriaal als bedoeld in art. 5.4.9 lid 3 Sv: niet juist is de opvatting dat aan zodanig verzoek uitsluitend gevolg mag worden gegeven als dat verzoek in het EOB of een aanvullend EOB is opgenomen.