V-N 2018/11.18
Geen navordering successierecht over nalatenschap van 1981
HR 23-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:256, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 februari 2018
- Magistraten
Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren
- Zaaknummer
17/00649
17/00645
17/00646
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928376:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Aanslag
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Schenk- en erfbelasting (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:257, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑02‑2018
ECLI:NL:HR:2018:256, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑02‑2018
ECLI:NL:HR:2018:258, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑02‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1460, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑02‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑02‑2017
- Wetingang
art. 16 lid 4 AWR; art. 66 lid 3 SW 1956
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat geen navordering van successierecht meer mogelijk is over nalatenschappen van vóór 1985. Het oude art. 66 SW 1956 is namelijk met ingang van 8 juni 1991 vervangen en is dus niet meer van kracht.
Samenvatting
Erflater, de heer A, overlijdt op 21 september 1981. In 1982 is hiervan aangifte successierecht gedaan. Eind 2011 meldt zijn dochter X (belanghebbende) aan de inspecteur dat zij door de erfenis van haar vader over buitenlands vermogen beschikt. Aangezien dit vermogen destijds niet in de successie-aangifte was vermeld, legt de inspecteur in 2013 een navorderingsaanslag op. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.