Einde inhoudsopgave
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:119 [Herziening]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 8:88. De tekst van dit artikel is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
20-12-2012, Stb. 2012, 682 (uitgifte: 27-12-2012, kamerstukken: 32450)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2012, Stb. 2012, 684 (uitgifte: 27-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursprocesrecht / Hoger beroep
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Bestuursprocesrecht / Beroep
1.
De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
- a.
hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
- b.
bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
- c.
waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3.
Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4.
Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.