Rb. Den Haag, 10-02-2020, nr. C/09/587254 / FA RK 20-212
ECLI:NL:RBDHA:2020:2244
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
10-02-2020
- Zaaknummer
C/09/587254 / FA RK 20-212
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:2244, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 10‑02‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 10‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Afwijzing eerste rechterlijke machtiging Wet zorg en dwang - totdat de ziekte van Korsakov middels een AMvB is gelijkgesteld met aandoeningen onder de Wzd, valt de stoornis onder de Wvggz
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/587254 / FA RK 20-212
Datum beschikking: 10 februari 2020
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking naar aanleiding van het op 23 januari 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de man] ,
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] Suriname,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te Den Haag.
Procesverloop
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 6 december 2017;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 14 januari 2020;
- een op 13 januari 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een verklaring van de zorgaanbieder [verblijfplaats] van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 14 januari 2020;
- een zorgplan van 26 december 2019.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de [specialist ouderengeneeskunde] .
Beoordeling
Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Wzd kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ziekten en aandoeningen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd en de daarop rustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap indien:
a. deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
b. de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
c. deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
Op 20 september 2019 heeft het Ministerie van VWS het voornemen kenbaar gemaakt dat een aantal beschreven (uitingen van) aandoeningen met een AMvB zullen worden aangewezen als “gelijkgestelde aandoeningen”, waaronder de ziekte van Korsakov. Cliënten met een gelijkgestelde aandoening zullen dan wel binnen het toepassingsbereik van de Wzd (kunnen) vallen. De AMvB wordt in het eerste kwartaal van 2020 verwacht. Uit het voornemen van het Ministerie blijkt dat personen met deze problematiek dan in beide wetten een plek krijgen, naar gelang hun zorgbehoefte. Volgens het Ministerie moet sprake zijn van verschijnselen die sterk lijken op het probleemgedrag en regieverlies dat mensen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking kunnen ervaren, om de Wzd van toepassing te laten zijn. Afhankelijk van het ziekteverloop kan beoordeeld worden welk wettelijke regime op dat moment van toepassing moet zijn. Het aanwijzen van gelijkgestelde aandoeningen zou op die manier bijdragen aan passende zorg.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan de ziekte van Korsakov. De ziekte van Korsakov is een psychische stoornis die, totdat de aandoening als gelijkgestelde aandoening wordt aangemerkt, onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) valt.
De rechtbank is van oordeel dat in deze situatie onvoldoende noodzaak bestaat vooruit te lopen op een AMvB die op dit moment nog niet bestaat, zodat de Wzd niet van toepassing is op onderhavig verzoek.
Gelet op de wettelijke beslistermijn van de rechtbank en het ontbreken van nawerking sinds de invoering van de Wvggz en de Wzd, ziet de rechtbank geen aanleiding het verzoek aan te houden onder toepassing van artikel 38, tiende lid, Wzd, waarbij zij haar gevoelen kenbaar maakt dat zij zich afvraagt of in de gegeven omstandigheden een zorgmachtiging op grond van de Wvggz niet passender is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de huidige machtiging tot voortgezet verblijf nog doorloopt tot 24 februari 2020 en de accommodatie tot die tijd de ruimte heeft al dan niet een ander verzoek in te dienen.
De rechtbank zal het verzoek om die reden dan ook afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. van der Kleijn, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2020. | ||
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 maart 2020. | ||