ABRvS, 14-09-2016, nr. 201509258/1/R1
ECLI:NL:RVS:2016:2459
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-09-2016
- Zaaknummer
201509258/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:2459, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑09‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening
- Vindplaatsen
JOM 2016/927
Uitspraak 14‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand" vastgesteld.
201509258/1/R1.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Meijel, gemeente Peel en Maas, en anderen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bungalowpark de Stille Wille Meijel B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bungalowpark de Stille Wille Meijel Exploitatie B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Bungalowpark de Stille Wille), beide gevestigd te Meijel, gemeente Peel en Maas,
3. [appellant sub 3], wonend te Panningen, gemeente Peel en Maas,
4. [appellant sub 4], wonend te Grashoek, gemeente Peel en Maas,
5. [appellant sub 5] en anderen, wonend te Meijel, gemeente Peel en Maas,
en
de raad van de gemeente Peel en Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, Bungalowpark de Stille Wille, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 4] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2016, waar [appellant sub 1] en anderen, in de persoon van [appellant sub 1] en [gemachtigde], Bungalowpark de Stille Wille, vertegenwoordigd door F. Meulendijks, bijgestaan door P.J. van Heerwaarden, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. M.M. Breukers, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. S. Smeets, advocaat te Venlo, [appellant sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. A.P. Langerak, mr. L.F.J. Delahaije en ing. C. Duijf, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. Bij uitspraak van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4653, heeft de Afdeling beslist op de beroepen tegen het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas". Daarbij heeft de Afdeling wat betreft het plandeel met de bestemming "recreatie - verblijfsrecreatie" met de aanduidingen "bouwvlak" en "specifieke vorm van recreatie - 4" voor het bungalowpark De Stille Wille te Meijel overwogen dat de raad zich op een ander standpunt stelt dan hij in het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas" heeft gedaan en dat niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Het plan is naar het oordeel van de Afdeling in die uitspraak in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en is in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vernietigd.
De raad heeft gelet daarop besloten om ten aanzien van de recreatieterreinen waarop permanente bewoning plaatsvindt, beleid vast te stellen en deze terreinen in een afzonderlijk plan planologisch te regelen.
Het plan
2. Het plan voorziet in een planologisch-juridisch kader voor permanente bewoning op de recreatieterreinen De Stille Wille en Beringerzand. Het recreatieterrein De Stille Wille is gelegen aan de Steenoven 12 te Meijel en omvat 160 recreatiewoningen. Recreatieterrein Beringerzand is gevestigd aan de Heide 6 te Beringe en omvat 27 vakantiehuisjes.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Beroepen van [appellant sub 1] en anderen, Bungalowpark de Stille Wille, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen
4. [appellant sub 1] en anderen, Bungalowpark de Stille Wille, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen kunnen zich niet verenigen met de wijze waarop permanente bewoning in het plan is geregeld door voor de woningen op de desbetreffende terreinen een recreatieve bestemming op te nemen met, indien aan nader gestelde voorwaarden is voldaan, een aanduiding voor een uitsterfregeling dan wel een aanduiding voor persoonsgebonden overgangsrecht.
Procedureel bezwaar
5. [appellant sub 1] en anderen en Bungalowpark de Stille Wille betogen dat onvoldoende gelegenheid tot inspraak is geboden. De bijeenkomsten van de klankbordgroep hadden volgens hen slechts tot doel het reeds vastgestelde beleid uit te dragen.
5.1. Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening neergelegde bestemmingsplanprocedure. Het niet, onvoldoende of op onjuiste wijze bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
Woonbestemming
6. [appellant sub 1] en anderen betogen dat ten onrechte geen bestemming "Wonen" is toegekend aan woningen op het recreatieterrein De Stille Wille. Volgens [appellant sub 1] en anderen is met het plan een sterk sociaal ontwrichtende situatie geschapen met grote emotionele, sociaalmaatschappelijke en financiële gevolgen voor de bewoners van het recreatiepark. De structuurvisie is een onjuist uitgangspunt voor het bepalen van de bestemming ter plaatse, nu sinds de vaststelling daarvan de omstandigheden gewijzigd zijn. Het plan is geen weergave van de feitelijk bestaande situatie ter plaatse. Voorts wijzen [appellant sub 1] en anderen erop dat gebruik als woning onder het overgangsrecht is toegestaan. Het voorheen geldende plan bevatte geen verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen. [appellant sub 1] en anderen menen dat de gekozen recreatieve bestemming op gespannen voet staat met een uitspraak van de rechtbank te Roermond. De door hen op 26 november 2015 aan de raad overgelegde verklaring over permanente bewoning had tot een woonbestemming moeten leiden. In dit verband wijzen [appellant sub 1] en anderen ook op de aanwezigheid van burgerwoningen aan weerszijden van het recreatiepark De Stille Wille.
Bungalowpark de Stille Wille voert aan dat een bestemming in het plan had moeten worden opgenomen die zowel recreatie als permanente bewoning mogelijk maakt. Door de gekozen wijze van bestemmen is een gezonde bedrijfsvoering onmogelijk.
[appellant sub 5] en anderen wensen ook een bestemming die permanente bewoning mogelijk maakt en betogen dat er geen markt is voor recreatiewoningen op De Stille Wille. Het plan sluit niet aan bij de feitelijke situatie. De mogelijkheid om de woningen als zodanig te bestemmen is niet goed onderzocht. Daar komt bij dat de raad volgens hen niet zonder meer gebonden is aan artikel 2.5.1 van de Omgevingsverordening Limburg (hierna: Omgevingsverordening).
6.1. De raad stelt dat het gemeentelijk beleid in overeenstemming is met de Omgevingsverordening. Dit beleid komt er op neer dat het niet is toegestaan om recreatieve bestemmingen om te vormen tot woonbestemmingen en dat recreatiewoningen in principe beschikbaar moeten blijven voor commercieel recreatief gebruik. Er was derhalve voor de raad geen aanleiding om te bezien of in dit geval sprake is van een zodanig bijzonder geval dat een verzoek om ontheffing van de Omgevingsverordening in de rede zou hebben gelegen.
6.2. Ingevolge artikel 2.5.1 van de Omgevingsverordening, in werking getreden op 16 januari 2015, is het niet toegestaan de bestemming van recreatieverblijven op een recreatieterrein te wijzigen naar een bestemming die wonen mogelijk maakt.
Ingevolge artikel 2.5.2, eerste lid, bevat een ruimtelijk plan geen bepalingen die het wonen in recreatieverblijven mogelijk maken.
6.3. De Afdeling overweegt dat reeds omdat ingevolge artikel 2.5.1 van de Omgevingsverordening het niet is toegestaan de bestemming van recreatieverblijven op een recreatieterrein te wijzigen naar een bestemming die wonen mogelijk maakt, de raad terecht voor de woningen op de recreatieterreinen geen woonbestemming in het plan heeft opgenomen. De door [appellant sub 1] en anderen gewenste legalisatie van de permanente bewoning van recreatiewoningen is derhalve in strijd met de Omgevingsverordening. Het betoog van Bungalowpark de Stille Wille strekt er toe een bestemming aan de woningen toe te kennen die naast recreatief gebruik mede wonen mogelijk maakt. Een dergelijke bestemming is in zoverre ook in strijd met de Omgevingsverordening. Anders dan [appellant sub 5] en anderen veronderstellen, was de raad bij de vaststelling van het plan gehouden artikel 2.5.1 van de Omgevingsverordening, zijnde een algemeen verbindend voorschrift, in acht te nemen. Al hetgeen appellanten hebben aangevoerd ter ondersteuning van hun betoog dat een woonbestemming had moeten worden opgenomen, kan gelet op het voorgaande buiten bespreking blijven. Het betoog faalt.
Regeling voor permanente bewoning
7. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 3] voeren aan dat de verschillen in planologische regimes voor de afzonderlijke woningen die het gevolg zijn van het toegepaste beleid voor permanente bewoning op recreatieterreinen, leiden tot niet te rechtvaardigen ongelijkheid in behandeling van de bewoners en tot rechtsonzekerheid.
[appellant sub 3] betoogt ten aanzien van het recreatieterrein Beringerzand dat er sprake is van een niet te rechtvaardigen ongelijkheid in behandeling als gevolg van het toekennen van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen" aan een gedeelte van de recreatiewoningen, terwijl aan een ander gedeelte van de recreatiewoningen, waaronder zijn woning, de aanduiding "persoonsgebonden overgangsrecht" is toegekend. Door de aanduiding "persoonsgebonden overgangsrecht" kan [appellant sub 3] zijn bungalow alleen als recreatiewoning verkopen. [appellant sub 3] betoogt in dit verband dat artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels in feite geen uitsterfregeling bevat. Deze bepaling is niet geschikt om te bewerkstelligen dat het gebruik voor permanente bewoning uiteindelijk wordt beëindigd, nu een onderbreking van de permanente bewoning gedurende een jaar volgens [appellant sub 3] onaannemelijk is. [appellant sub 3] bepleit een aanscherping van het criterium in artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels in die zin dat het een rechtverkrijgende niet is toegestaan om de woning permanent te bewonen.
7.1. De raad heeft op 14 april 2015 de "Algemene beleidsuitgangspunten permanente bewoning recreatieterreinen Peel en Maas" vastgesteld (hierna: de Algemene beleidsuitgangspunten). Ten aanzien van gebruiken is de hoofdregel dat permanente bewoning op recreatieterreinen niet is toegestaan. De recreatieparken waar permanente bewoning aanwezig is, blijven dan ook de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie" behouden.
Een uitzondering op de hoofdregel dat permanente bewoning niet is toegestaan wordt volgens de Algemene beleidsuitgangspunten aangenomen wanneer er een persoonsgebonden omgevingsvergunning is dan wel wordt verleend voor de permanente bewoning. In dit verband wordt in de Algemene beleidsuitgangspunten gewezen op de mogelijkheid om op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een persoonsgebonden omgevingsvergunning aan te vragen. Het gaat hier om toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wabo in samenhang met artikel 4 onderdeel 10 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). In laatstgenoemd onderdeel van het Bor staat onder meer als eis genoemd, waaraan minimaal moet zijn voldaan, dat de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont.
In de Algemene beleidsuitgangspunten wordt er voorts op gewezen dat op grond van artikel 5.18 van het Bor een persoonsgebonden omgevingsvergunning slechts geldt voor degene aan wie zij is verleend. Daarnaast geldt de omgevingsvergunning slechts voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de desbetreffende recreatiewoning onafgebroken bewoont. Staakt de vergunninghouder de bewoning van de recreatiewoning, dan zal de recreatiebestemming weer actief worden gehandhaafd. Deze locaties worden in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen in het bestemmingsplan en krijgen een aanduiding.
Een uitzondering op de hoofdregel dat permanente bewoning niet is toegestaan wordt volgens de Algemene beleidsuitgangspunten ook aangenomen voor diegenen die kunnen aantonen dat zij onder het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan vallen. Dit kan worden aangetoond door het overleggen van gegevens waaruit blijkt dat er op het tijdstip van inwerkingtreding van het vorige plan permanent gewoond werd door de huidige bewoner of zijn/haar voorganger. Voor het recreatieterrein De Stille Wille is de peildatum het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied Meijel" op 19 juli 1997. Voor het recreatieterrein Beringerzand is de peildatum het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied Helden" op 10 oktober 1995. Voor deze woningen is een uitsterfconstructie opgenomen in het plan. Dit houdt in dat daar waar een aanduiding is opgenomen, in afwijking van de recreatieve bestemming, wonen is toegestaan, met dien verstande dat wanneer het gebruik voor bewoning onafgebroken langer dan één jaar is beëindigd, wonen niet langer is toegestaan. Dit laatste moet door de gemeente worden geconstateerd. Het betreft dan ook een objectgebonden recht, aldus de Algemene beleidsuitgangspunten.
7.2. Op 28 april 2015 heeft de raad het "Uitvoeringsbeleid permanente bewoning recreatieterreinen Peel en Maas 2015" vastgesteld (hierna: Uitvoeringsbeleid). De doelstelling die centraal staat in het Uitvoeringsbeleid is: "Bestaande en nieuwe gevallen van permanente bewoning van recreatiewoningen en andere recreatieve objecten waaronder chalets en woonunits, welke uit het oogpunt van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en/of bouwtechnische voorschriften ongewenst zijn, doelmatig te bestrijden en op voorhand te voorkomen." Het Uitvoeringsbeleid dient als handleiding bij de aanpak van permanente bewoning van recreatiewoningen binnen de gemeente Peel en Maas en geldt voor alle recreatieterreinen en solitair gelegen recreatieobjecten. Ieder recreatieterrein kent zijn eigen problematiek. Er zal dan ook, binnen de bestaande beleidskaders, maatwerk worden toegepast. Tevens geeft het Uitvoeringsbeleid duidelijkheid aan de bewoners van de recreatieverblijven over de vraag wat onder permanente bewoning moet worden verstaan en op welke wijze de gemeente omgaat met permanente bewoning in recreatieverblijven. Bij het opstellen van het Uitvoeringsbeleid is gestreefd naar een uitvoerbaar beleid dat recht doet aan de doelstelling van het behouden van de functie van recreatiewoningen en dat in lijn is met de door de minister voor dit doel vastgestelde maatregelen. Tevens is bij het opstellen van het beleid zoveel als mogelijk naar regionale afstemming gezocht. Het uitvoeringsbeleid vormt volgens de plantoelichting de basis voor onderhavig bestemmingsplan en is integraal opgenomen in de plantoelichting.
7.3. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels zijn de voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor permanente bewoning van een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen". Indien deze functie gedurende een aaneengesloten periode van één jaar niet meer ter plaatse is uitgeoefend, is uitoefening van deze functie niet meer toegestaan.
Ingevolge artikel 13, lid 13.2, onder 1, mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet.
Ingevolge lid 13.2, onder 2, is het verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Ingevolge lid 13.2, onder 3, is, indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Ingevolge lid 13.2, onder 4, is het eerste lid niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Ingevolge lid 13.2, onder 5, is ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht", in afwijking van het vierde lid, het eerste lid wel van toepassing op het gebruik dat de natuurlijke personen die zijn genoemd in de in dit artikelonderdeel opgenomen tabel, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan maakten van gronden en/of opstallen gelegen aan de in de tabel opgenomen adressen, met dien verstande dat zodra het betreffende strijdige gebruik duurzaam wordt beëindigd, dit niet meer is toegestaan.
7.4. De Afdeling stelt vast dat indien aan de gelet op de Algemene beleidsuitgangspunten en het Uitvoeringsbeleid geldende eisen is voldaan, voor een woning in het plan hetzij een uitsterfregeling, hetzij persoonsgebonden overgangsrecht is opgenomen. De raad heeft op deze wijze tegemoet willen komen aan de belangen van diegenen die een recreatiewoning op een van de recreatieterreinen permanent bewonen. De uitsterfregeling zoals deze in de planregels is neergelegd, komt, anders dan [appellant sub 3] betoogt, niet in feite op hetzelfde neer als een woonbestemming. Op voorhand kan niet worden aangenomen dat een onderbreking van de permanente bewoning gedurende een jaar in de praktijk is uitgesloten. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad door bij de vaststelling van het plan de Algemene beleidsuitgangspunten en het Uitvoeringsbeleid te hanteren, niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het bij de woningen die in het plan de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen" hebben gekregen enerzijds en de woningen waaraan de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - persoonsgebonden overgangsrecht" is toegekend anderzijds, om verschillende gevallen gaat die een afzonderlijke regeling rechtvaardigen. De Afdeling acht het niet onredelijk dat in gevallen waarin aannemelijk is gemaakt dat permanente bewoning valt onder het overgangsrecht van het vorige plan, meer bescherming wordt geboden, via de uitsterfregeling, dan in gevallen waarin aannemelijk is gemaakt dat pas vanaf 31 oktober 2003 sprake is van permanente bewoning. Voor de door [appellant sub 3] bepleite aanscherping van artikel 4, lid 4.1, onder d, van de planregels is dan ook geen aanleiding. Het aangevoerde geeft voorts geen aanleiding voor het oordeel dat het plan rechtsonzeker is.
Het betoog faalt.
Peildatum uitsterfregeling
8. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de peildatum in verband met toepasselijkheid van de uitsterfregeling voor het bungalowpark De Stille Wille niet correct is.
8.1. Artikel 3.08, tweede lid, van het bestemmingsplan "Buitengebied 1992", goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten op 4 mei 1993, in werking getreden en onherroepelijk geworden bij koninklijk besluit van 19 juli 1997, luidde als volgt:
a. Indien op het tijdstip van het van kracht worden van het plan gronden en bouwwerken worden gebruikt in strijd met het in dit plan voorgeschreven gebruik, mag dit strijdig gebruik van gronden en bouwwerken worden voortgezet.
b. Wijziging van het met het plan strijdige gebruik van gronden en bouwwerken is verboden, indien door die wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar aard en omvang wordt vergroot.
8.2. De Afdeling overweegt dat als gevolg van de vernietiging bij uitspraak van 24 december 2014 van het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas" waar het betreft het recreatieterrein De Stille Wille, voor dat recreatieterrein, het bestemmingsplan "Buitengebied 1992" met inbegrip van het daarbij behorende overgangsrecht, het vorige bestemmingsplan is. De vernietiging heeft terugwerkende kracht tot het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Peel en Maas". Anders dan [appellant sub 1] en anderen kennelijk veronderstellen, geldt het in dat bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht als gevolg van die vernietiging niet voor het recreatieterrein De Stille Wille en moet worden geacht daarvoor nooit te hebben gegolden. In het in het bestemmingsplan "Buitengebied 1992" opgenomen gebruiksovergangsrecht is daarvan niet uitgezonderd het gebruik dat in strijd is met het daaraan voorafgaande plan. Gelet daarop biedt dit overgangsrecht ook bescherming aan dergelijk gebruik. De raad kon voor het recreatieterrein de Stille Wille in redelijkheid uitgaan van 19 juli 1997 als peildatum in verband met de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen". Het betoog faalt.
Toekenning aanduidingen
9. Volgens [appellant sub 1] en anderen had er gelet op de feitelijke situatie voor meer woningen de aanduiding voor de uitsterfregeling moeten worden opgenomen. De bewijslast om aan te tonen dat sprake is van permanente bewoning is volgens hen voor de bewoners te zwaar. De aan de raad overgelegde verklaring van 26 november 2015 is volgens [appellant sub 1] en anderen voldoende bewijs voor permanente bewoning. In dit verband wijzen [appellant sub 1] en anderen als voorbeeld op de percelen op het recreatieterrein De Stille Wille met de nummers Steenoven 12 [locatie 1] en [locatie 2]. Deze woningen zijn ten onrechte niet onder de uitsterfregeling gebracht. Voorts betogen [appellant sub 1] en anderen dat voor het perceel [locatie 3] ten onrechte geen persoonsgebonden overgangsrecht is opgenomen. Niet is steeds duidelijk waarom woningen in dit opzicht verschillend zijn behandeld.
9.1. De Algemene beleidsuitgangspunten bevatten criteria aan de hand waarvan aannemelijk kan worden gemaakt dat de permanente bewoning valt onder het overgangsrecht van het vorige bestemmingsplan. De over te leggen gegevens betreffen:
1. inschrijving BRP waaruit blijkt dat er permanent gewoond wordt op de peildatum en daarna is genoeg bewijsmateriaal, dan wel:
2. minimaal drie documenten van de hieronder genoemde bewijsmiddelen:
a. informatie over opgegeven woonadres bij bedrijfsverenigingen;
b. informatie over renteaftrek woning via voorlopige/definitieve aanslag belastingdienst;
c. informatie opgegeven woonadres zorgverzekering;
d. informatie opgegeven woonadres energie- en waterleidingbedrijven;
e. informatie opgegeven woonadres telecombedrijven/telefoongids;
f. lidmaatschap lokale verenigingen/bibliotheek;
g. verhuisberichten TNT Post;
h. nachtregister van ondernemer die mogelijkheid tot nachtverblijf aanbiedt; i. inschrijving Kamer van Koophandel;
j. informatie over opgegeven woonadres bij Kadaster;
k. informatie over opgegeven woonadres bij kentekenregistratie van de RDW.
9.2. Ter zitting is door de raad aangegeven dat de opsomming van bewijsmiddelen in de Algemene beleidsuitgangspunten geen limitatieve opsomming betreft en dat zo nodig met aanvullende bewijsmiddelen permanente bewoning in het verleden aannemelijk kan worden gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling is het ter zake gevoerde beleid niet onredelijk. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat voor meer woningen een aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen" had moeten worden opgenomen. De keuze om bepaalde gegevens niet aan te leveren, al dan niet uit vrees voor een mogelijk handhavingstraject, is een eigen keuze van de betrokken bewoners die voor hun rekening dient te blijven. De door [appellant sub 1] en anderen overgelegde verklaring gedateerd 26 november 2015 met betrekking tot permanente bewoning is door de raad bij de besluitvorming meegenomen. De raad heeft deze verklaring niet voldoende kunnen achten om de door [appellant sub 1] en anderen gewenste status aan de percelen Steenoven 12 [locatie 1] en [locatie 2] toe te kennen. De Afdeling betrekt daarbij dat de verklaring niet is onderbouwd. Voor zover [appellant sub 1] en anderen wijzen op een objectgebonden vergunning voor het perceel [locatie 1], betreft het een op 28 juni 2011 verleende persoonsgebonden omgevingsvergunning. In verband daarmee is een aanduiding voor persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen.
Wat betreft de woning [locatie 3] overweegt de Afdeling dat daarvoor geen persoonsgebonden omgevingsvergunning is verleend, omdat deze woning in 2005, na de peildatum van 31 oktober 2003, is gebouwd. Tegen de weigering om een persoonsgebonden vergunning te verlenen, is niet in rechte opgekomen.
Het betoog faalt.
Gevolgen planologisch regime
10. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het planologisch regime vragen en onduidelijkheden meebrengt en ook onwenselijke gevolgen heeft voor de vaststelling van de WOZ-waarde en de toepassing van de regelgeving inzake de onroerendzaakbelasting, voor het afsluiten van verzekeringen, de postbezorging ter plaatse en het plaatsen van gastanks.
10.1. De Afdeling overweegt dat het aangevoerde geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de planologische afweging zoals die is verricht bij het vaststellen van het plan onredelijk is. Voor zover uit de regeling in het plan praktische uitvoeringsvragen voortvloeien, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie van uitvoering betreft die niet in deze bestemmingsplanprocedure aan de orde kan komen.
Tijdelijke arbeidskrachten
11. Voor zover het betoog van [appellant sub 1] en anderen betrekking heeft op het beleid voor huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten en de term "tijdelijke arbeidskracht", overweegt de Afdeling dat het vragen betreft om informatie en uitleg. Het huisvestingsbeleid is niet in het plan geregeld en de handhaving daarvan kan ook niet in de planprocedure aan de orde komen. Het betoog faalt.
Handhaving
12. Voor zover hetgeen door [appellant sub 1] en anderen is aangevoerd betrekking heeft op de handhaving van de regels in het plan, overweegt de Afdeling dat handhaving in deze procedure niet aan de orde is. Ook de reacties op eerdere verzoeken om handhaving en de in dat verband geheven leges zijn in deze procedure niet aan de orde. Het betoog faalt.
Uitvoerbaarheid
13. Bungalowpark de Stille Wille heeft naar voren heeft gebracht dat het plan niet uitvoerbaar is en in dit verband een rapportage overgelegd.
13.1. De Afdeling overweegt dat in het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar. In het door Bungalowpark De Stille Wille overgelegde rapport "Adviesrapport De Stille Wille Meijel" van 30 december 2013 wordt geconcludeerd dat er geen toekomstperspectief voor een recreatief bungalowpark is bij het huidige gemeentelijke beleid. Ter zitting is in dit verband aangevoerd dat het park geen voorzieningen heeft die gebruikelijk zijn bij recreatiewoningen, zoals speeltoestellen. Bungalowpark De Stille Wille heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar is. Het plan kent weliswaar een recreatieve bestemming voor de desbetreffende terreinen, maar maakt ook via aanduidingen voor een uitsterfregeling en persoonsgebonden overgangsrecht permanente bewoning mogelijk. Niet is gebleken dat het plan in zoverre niet kan worden uitgevoerd. Voor zover woningen niet onder een van beide regimes vallen, is niet uitgesloten dat recreatief gebruik in enigerlei vorm mogelijk is, waarbij bepaalde voorzieningen alsnog kunnen worden gerealiseerd. Het betoog faalt.
Verwijzing naar zienswijzen
14. [appellant sub 1] en anderen en Bungalowpark de Stille Wille hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] en anderen en Bungalowpark de Stille Wille hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Beroep van [appellant sub 4]
15. [appellant sub 4] betoogt dat het perceel Heide 6 [locatie 4] op het recreatieterrein Beringerzand ten onrechte niet met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen" in het plan is opgenomen. In dit verband brengt hij naar voren dat hij de daarvoor vereiste bescheiden heeft overgelegd en heeft voldaan aan de eisen neergelegd in de Algemene beleidsuitgangspunten en het Uitvoeringsbeleid.
15.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 4] in het kader van de voorbereiding van het ontwerpplan gegevens heeft aangeleverd op grond waarvan aanvankelijk het standpunt is ingenomen dat het perceel Heide 6 [locatie 4] in aanmerking komt voor de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitsterfconstructie wonen". Naar aanleiding van de zienswijze van [belanghebbende], waarin volgens de raad afdoende kenbaar is gemaakt dat voor het perceel Heide 6 [...] aan de eisen voor toepassing van de uitsterfregeling niet is voldaan, heeft de raad zich bij de vaststelling van het plan op het standpunt gesteld dat voor toekenning van de aanduiding voor de uitsterfregeling bij nader inzien geen aanleiding is. De raad heeft [appellant sub 4] voordat tot vaststelling van het plan is overgegaan niet in de gelegenheid gesteld om de door [belanghebbende] aangeleverde gegevens te betwisten en desgewenst aanvullende gegevens over te leggen. Na vaststelling van het plan is door de gemeente contact opgenomen met [appellant sub 4]. Ter zitting heeft de raad verklaard dat, mocht nadere bestudering van de beschikbare of nog over te leggen gegevens daartoe nopen, bij een volgende herziening voor het perceel van [appellant sub 4] de door hem gevraagde aanduiding zal worden opgenomen. Nu de raad [appellant sub 4] niet in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op hetgeen [belanghebbende] naar voren heeft gebracht, is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.
Conclusie
16. Het beroep van [appellant sub 4] is gegrond. Het betreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. De raad dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
De beroepen van [appellant sub 1] en anderen, Bungalowpark de Stille Wille, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen zijn ongegrond.
Proceskosten
17. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 4] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen, Bungalowpark de Stille Wille, [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Peel en Maas van 15 december 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "2e reparatieherziening bestemmingsplan buitengebied: Stille Wille en Beringerzand", voor zover het betreft het plandeel voor het perceel Heide 6 [locatie 4];
III. draagt de raad van de gemeente Peel en Maas op om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het onder II genoemde plandeel en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
IV. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bungalowpark de Stille Wille Meijel B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bungalowpark de Stille Wille Meijel Exploitatie B.V., [appellant sub 3] en [appellant sub 5] en anderen ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Peel en Maas tot vergoeding van bij [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Peel en Maas aan [appellant sub 4] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. J.W. van de Gronden en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Helder w.g. Zwemstra
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
91.