Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 806/2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010
Artikel 12 bis Toepassing en berekening van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 26-06-2021.
- Bronpublicatie:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2033)
- Inwerkingtreding
25-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-11-2019, PbEU 2019, L 314 (uitgifte: 05-12-2019, regelingnummer: 2019/2033)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat de in artikel 12, leden 1 en 3, bedoelde entiteiten te allen tijde voldoen aan de vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva zoals voorgeschreven door, en overeenkomstig dit artikel en de artikelen 12 ter tot en met 12 decies.
2.
Het in lid 1 van dit artikel bedoelde vereiste wordt overeenkomstig artikel 12 quinquies, lid 3, 4 of 6, naargelang het geval, berekend als het bedrag van het eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva en uitgedrukt als percentages van:
- a)
het totaal van de risicoposten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde betrokken entiteit, berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013; en
- b)
de totale blootstellingsmaatstaf van de in lid 1 van dit artikel bedoelde betrokken entiteit, berekend overeenkomstig de artikelen 429 en 429 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013.
3.
Overeenkomstig artikel 65 van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad (1) worden verwijzingen in de onderhavige verordening naar artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de eigenvermogensvereisten op individuele basis van beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 2, punt c), van de onderhavige verordening, en die geen beleggingsondernemingen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2 of lid 5, van Verordening (EU) 2019/2033 als volgt uitgelegd:
- a)
verwijzingen in de onderhavige verordening naar artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft het totale kapitaalratiovereiste, gelden als verwijzingen naar artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033;
- b)
verwijzingen in de onderhavige verordening naar artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft het totaal van de risicoposten, gelden als verwijzingen naar het toepasselijke vereiste in artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033, vermenigvuldigd met 12,5.
Overeenkomstig artikel 65 van Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad (2), gelden verwijzingen in de onderhavige verordening naar artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft de aanvullend-eigenvermogensvereisten van beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 2, punt c), van de onderhavige verordening, en die geen beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 1, lid 2 of lid 5 van Verordening (EU) 2019/2033 zijn, als verwijzingen naar artikel 40 van Richtlijn (EU) 2019/2034.
Voetnoten
Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 64).