Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 806/2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010
Artikel 12 quinquies Vaststelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva
Geldend
Geldend vanaf 12-05-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1174 (uitgifte: 22-04-2024, regelingnummer: 2024/1174)
- Inwerkingtreding
12-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1174 (uitgifte: 22-04-2024, regelingnummer: 2024/1174)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste wordt door de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vastgesteld op basis van de volgende criteria:
- a)
de noodzaak om ervoor te zorgen dat de af te wikkelen groep door de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten op de af te wikkelen entiteit, voor zover passend met inbegrip van het bail-in-instrument, kan worden afgewikkeld op een wijze die in overeenstemming is met de afwikkelingsdoelstellingen;
- b)
de noodzaak om er waar passend voor te zorgen dat de af te wikkelen entiteit en haar dochterondernemingen die instellingen of entiteiten bedoeld in artikel 12, leden 1 en 3 maar geen af te wikkelen entiteiten zijn, over voldoende eigen vermogen en in aanmerking komende passiva beschikken om te verzekeren dat, indien het bail-in-instrument of de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, respectievelijk op hen zouden worden toegepast, de verliezen kunnen worden geabsorbeerd en de totale kapitaalratio en, naargelang het geval, de hefboomratio van de betrokken entiteiten opnieuw op een niveau kunnen worden gebracht dat nodig is om hen in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen, en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor de entiteiten overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend;
- c)
de noodzaak om ervoor te zorgen dat, indien het afwikkelingsplan verwacht dat de mogelijkheid voor bepaalde categorieën in aanmerking komende passiva op grond van artikel 27, lid 5, van deze verordening van een bail-in worden uitgesloten, of volledig aan een ontvanger worden overgedragen bij een gedeeltelijke overdracht, de af te wikkelen entiteit voldoende eigen vermogen en andere in aanmerking komende passiva heeft om verliezen te absorberen, en de totale kapitaalratio en, in voorkomend geval, de hefboomratio van de af te wikkelen entiteit weer op het niveau te brengen dat nodig is om de entiteit in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen, en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor de entiteit overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend;
- d)
de grootte, het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de entiteit;
- e)
de mate waarin het falen van de entiteit nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zou hebben, onder meer via besmetting van andere instellingen of entiteiten wegens de verwevenheid van de entiteit met die andere instellingen of entiteiten of met de rest van het financiële stelsel.
2.
Indien in het afwikkelingsplan is bepaald dat afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen of dat de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 moeten worden uitgeoefend overeenkomstig het relevante scenario bedoeld in artikel 8, lid 6, is het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste gelijk aan een bedrag dat volstaat om te verzekeren dat:
- a)
de verliezen die de entiteit naar verwachting zal lijden, volledig worden geabsorbeerd (‘verliesabsorptie’);
- b)
de af te wikkelen entiteit en de dochterondernemingen die instellingen of in artikel 12, lid 1 of lid 3 bedoelde entiteiten, maar geen af te wikkelen entiteiten zijn, worden geherkapitaliseerd tot een niveau dat nodig is om hen in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de activiteiten verder uit te oefenen waarvoor hun overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU, Richtlijn 2014/65/EU of een gelijkwaardige wetgevingshandeling een vergunning is verleend voor een toereikende periode van maximaal één jaar (‘herkapitalisatie’).
2 bis.
De afwikkelingsraad stelt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste niet vast voor liquidatie-entiteiten.
In afwijking van de eerste alinea kan de afwikkelingsraad beoordelen of het gerechtvaardigd is om het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voor een liquidatie-entiteit op individuele basis vast te stellen op een bedrag dat groter is dan het bedrag dat toereikend is om verliezen te absorberen overeenkomstig lid 2, punt a), van dit artikel. De afwikkelingsraad houdt bij haar beoordeling met name rekening met eventuele gevolgen voor de financiële stabiliteit en voor het risico van besmetting van het financiële stelsel, onder meer met betrekking tot de financieringscapaciteit van depositogarantiestelsels. Indien de afwikkelingsraad het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste vaststelt, voldoet de liquidatie-entiteit aan dat vereiste met een of meer van de volgende elementen:
- a)
eigen vermogen;
- b)
passiva die voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen zoals bedoeld in artikel 72 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013, met uitzondering van artikel 72 ter, lid 2, punten b) en d), van die verordening;
- c)
de passiva zoals bedoeld in artikel 12 quater, lid 2.
Artikel 77, lid 2, en artikel 78 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn niet van toepassing op liquidatie-entiteiten waarvoor de afwikkelingsraad het in artikel 12 bis, lid 1, van deze verordening bedoelde vereiste niet heeft vastgesteld.
Bezit van eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten uitgegeven door dochterinstellingen die liquidatie-entiteiten zijn waarvoor de afwikkelingsraad het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste niet heeft vastgesteld, wordt niet afgetrokken uit hoofde van artikel 72 sexies, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
In afwijking van de vierde alinea trekt een instelling of entiteit zoals bedoeld in artikel 2 die zelf geen afwikkelingsentiteit is, maar een dochteronderneming is van een afwikkelingsentiteit of van een entiteit uit een derde land die een afwikkelingsentiteit zou zijn indien zij in de Unie zou zijn gevestigd, haar bezit van eigenvermogensinstrumenten in dochterinstellingen die tot dezelfde afwikkelingsgroep behoren en die liquidatie-entiteiten zijn waarvoor de afwikkelingsraad het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste niet heeft vastgesteld, af indien het totaalbedrag van dat bezit gelijk is aan of groter is dan 7 % van het totale bedrag van haar eigen vermogen en passiva die voldoen aan de in artikel 12 octies, lid 2, bedoelde criteria om in aanmerking te komen, jaarlijks berekend op 31 december als een gemiddelde over de voorgaande twaalf maanden.
3.
Voor af te wikkelen entiteiten is het in lid 2, eerste alinea, bedoelde bedrag het volgende:
- a)
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), de som van:
- i)
het bedrag van de bij afwikkeling te absorberen verliezen dat overeenkomt met de in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten van de af te wikkelen entiteit op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep; en
- ii)
een herkapitalisatiebedrag dat de uit de afwikkeling voortvloeiende af te wikkelen groep in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste inzake totale kapitaalratio en haar in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie; en
- b)
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), de som van:
- i)
het bedrag van de bij afwikkeling te absorberen verliezen dat overeenkomt met het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste van de af te wikkelen entiteit op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep; en
- ii)
een herkapitalisatiebedrag dat de uit de afwikkeling voortvloeiende af te wikkelen groep in staat stelt de naleving te herstellen van het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste inzake hefboomratio op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt a) wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt a) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door het totaal van de risicoposten.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt b), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt b) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door de totale blootstellingsmaatstaf.
Bij het vaststellen van het in punt b) van de eerste alinea van dit lid bepaalde individuele vereiste, houdt de afwikkelingsraad rekening met de in artikel 27, lid 7, bedoelde voorschriften.
Bij het vaststellen van de in de voorgaande alinea's bedoelde herkapitalisatiebedragen,
- a)
maakt de afwikkelingsraad gebruik van de meest recentelijk gerapporteerde waarden voor het betrokken totaal van de risicoposten of de totale blootstellingsmaatstaf, zoals aangepast om rekening te houden met eventuele wijzigingen die voortvloeien uit in het afwikkelingsplan vastgestelde afwikkelingsmaatregelen; en
- b)
stelt de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, het bedrag dat overeenkomt met het huidige in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste naar boven of naar beneden bij om het vereiste te bepalen dat na de uitvoering van de voorkeursafwikkelingsstrategie van toepassing moet zijn op de af te wikkelen entiteit.
De afwikkelingsraad kan het in de eerste alinea, punt a), onder ii), bedoelde vereiste verhogen met een passend bedrag dat nodig is om ervoor te zorgen dat de entiteit na de afwikkeling voldoende marktvertrouwen kan behouden gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
Indien de zesde alinea van dit lid van toepassing is, wordt het in die alinea bedoelde bedrag gelijkgesteld met het gecombineerde buffervereiste dat van toepassing moet zijn na de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten, verminderd met het in artikel 128, punt 6), onder a), van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde bedrag.
Het in de zesde alinea van dit lid bedoelde bedrag wordt naar beneden bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat het haalbaar en geloofwaardig is dat een lager bedrag voldoende is om marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat de instelling of de in artikel 12, lid 1, bedoelde entiteit kritieke economische functies blijft vervullen en toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, na uitvoering van de afwikkelingsstrategie. Dat bedrag wordt naar boven bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat een hoger bedrag noodzakelijk is om voldoende marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat dat de instelling of de in artikel 12, lid 1, bedoelde entiteit zowel kritieke economische functies blijft vervullen als toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
4.
Voor af te wikkelen entiteiten die niet zijn onderworpen aan artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 en die deel uitmaken van een af te wikkelen groep waarvan de totale activa meer dan 100 miljard EUR bedragen, is het niveau van het in lid 3 van dit artikel bedoelde vereiste ten minste gelijk aan:
- a)
13,5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a); en
- b)
5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b).
In afwijking van artikel 12 quater voldoen de in de eerste alinea van dit lid bedoelde af te wikkelen entiteiten aan het niveau van het in de eerste alinea van dit lid bedoelde vereiste, dat gelijk is aan 13,5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), en aan 5 % indien berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), met gebruik van achtergestelde in aanmerking komende instrumenten met passiva als bedoeld in artikel 12 ter, lid 3, van deze verordening.
5.
Op verzoek van de nationale afwikkelingsautoriteit van een af te wikkelen entiteit past de afwikkelingsraad de in lid 4 van dit artikel vastgestelde vereisten toe op een af te wikkelen entiteit die niet onder artikel 92 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 valt en die deel uitmaakt van een af te wikkelen groep waarvan het balanstotaal lager is dan 100 miljard EUR, en waarvan de nationale afwikkelingsautoriteit van oordeel is dat zij bij een falen redelijk waarschijnlijk een systeemrisico vormt.
Bij het nemen van een besluit om een verzoek als bedoeld in de eerste alinea van dit lid in te dienen, houdt de nationale afwikkelingsautoriteit rekening met het volgende:
- a)
het overwicht van deposito's en het ontbreken van schuldinstrumenten in het financieringsmodel;
- b)
de mate waarin de toegang tot de kapitaalmarkten voor in aanmerking komende passiva is beperkt;
- c)
de mate waarin de af te wikkelen entiteit een beroep doen op tier 1-kernkapitaal om te voldoen aan het vereiste in artikel 12 septies.
Het ontbreken van een verzoek door de nationale afwikkelingsautoriteit op grond van de eerste alinea van dit lid laat een besluit van de afwikkelingsraad uit hoofde van artikel 12 quater, lid 5, onverlet.
6.
Voor entiteiten die zelf geen af te wikkelen entiteiten zijn, is het in lid 2, eerste alinea, bedoelde bedrag het volgende:
- a)
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), de som van:
- i)
het bedrag van de te absorberen verliezen dat overeenkomt met de in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereisten van de entiteit; en
- ii)
een herkapitalisatiebedrag dat de entiteit in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde vereiste van totale kapitaalratio en haar in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep; en
- b)
voor de berekening van het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste, overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt b), de som van:
- i)
het bedrag van de te absorberen verliezen dat overeenkomt met het in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste van de entiteit; en
- ii)
een herkapitalisatiebedrag dat de entiteit in staat stelt de naleving te herstellen van haar in artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde hefboomratiovereiste na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt a), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt a) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door het totaal van de risicoposten.
Voor de toepassing van artikel 12 bis, lid 2, punt b), wordt het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste in procenten uitgedrukt als het overeenkomstig punt b) van de eerste alinea van dit lid berekende bedrag, gedeeld door de totale blootstellingsmaatstaf.
Bij het vaststellen van het individuele vereiste, bedoeld in punt b) van de eerste alinea van dit lid, houdt de afwikkelingsraad rekening met de in artikel 27, lid 7, bedoelde voorschriften.
Bij het vaststellen van de in de voorgaande alinea's bedoelde herkapitalisatiebedragen,
- a)
maakt de afwikkelingsraad gebruik van de meest recentelijk gerapporteerde waarden voor het betrokken totaal van de risicoposten of de totale blootstellingsmaatstaf, zoals aangepast om rekening te houden met eventuele wijzigingen die voortvloeien uit in het afwikkelingsplan vastgestelde maatregelen; en
- b)
stelt de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, het bedrag dat overeenkomt met het huidige in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste naar boven of naar beneden bij om het vereiste te bepalen dat van toepassing moet zijn op de betrokken entiteit na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva af te schrijven of om te zetten overeenkomstig artikel 21 van deze verordening of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep.
De afwikkelingsraad kan het in dit lid, eerste alinea, punt a), onder ii), bepaalde vereiste, verhogen met een passend bedrag dat nodig is om ervoor te zorgen dat de entiteit, na uitoefening van de bevoegdheid om relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva overeenkomstig artikel 21 af te schrijven of om te zetten, in staat is voldoende marktvertrouwen behouden gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
Indien de zesde alinea van dit lid van toepassing is, is het in die alinea bedoelde bedrag gelijk aan het gecombineerde buffervereiste dat van toepassing moet zijn na de uitoefening van de in artikel 21 van deze verordening bedoelde bevoegdheid of na de afwikkeling van de af te wikkelen groep, verminderd met het in artikel 128, lid 6, punt a) van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde bedrag.
Het in de zesde alinea van dit lid bedoelde bedrag wordt naar beneden bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat het haalbaar en geloofwaardig is dat een lager bedrag voldoende is om het marktvertrouwen te waarborgen en ervoor te zorgen dat de instelling of entiteit bedoeld in artikel 12, lid 1, kritieke economische functies blijft vervullen en toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7 en artikel 76, lid 3, na de uitoefening van de in artikel 21 bedoelde bevoegdheid of de afwikkeling van de af te wikkelen groep. Dat bedrag wordt naar boven bijgesteld indien de afwikkelingsraad na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, vaststelt dat een hoger bedrag noodzakelijk is om voldoende marktvertrouwen te behouden en ervoor te zorgen dat de instelling of entiteit bedoeld in artikel 12, lid 1, zowel kritieke economische functies blijft vervullen als toegang heeft tot financiering zonder dat een beroep wordt gedaan op andere buitengewone openbare financiële steun dan bijdragen uit het Fonds, overeenkomstig artikel 27, lid 7, en artikel 76, lid 3, gedurende een passende periode van niet langer dan één jaar.
7.
Indien de afwikkelingsraad van oordeel is dat van bepaalde categorieën in aanmerking komende passiva redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij geheel of gedeeltelijk van een bail-in worden uitgesloten op grond van artikel 27, lid 5, of dat zij mogelijk volledig aan een ontvanger worden overgedragen bij een gedeeltelijke overdracht, wordt aan het in artikel 12 bis, lid 1, bedoelde vereiste voldaan met gebruik van eigen vermogen of andere in aanmerking komende passiva die volstaan om:
- a)
het bedrag van de overeenkomstig artikel 27, lid 5, geïdentificeerde uitgesloten passiva te dekken;
- b)
te verzekeren dat aan de in lid 2 genoemde voorwaarden is voldaan.
8.
Elk besluit van de afwikkelingsraad om op grond van dit artikel een minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva op te leggen, bevat een motivering van dat besluit, met inbegrip van een volledige beoordeling van de in de leden 2 tot en met 7, van dit artikel bedoelde elementen, en wordt zonder onnodige vertraging geëvalueerd door de afwikkelingsraad om rekening te houden met eventuele veranderingen in het niveau van het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde vereiste.
9.
Voor de toepassing van de leden 3 en 6 van dit artikel worden de kapitaalvereisten geïnterpreteerd in overeenstemming met de toepassing door de bevoegde autoriteit van de overgangsbepalingen in deel tien, titel I, hoofdstukken 1, 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en in de bepalingen van de nationale wetgeving waarbij de door die verordening aan de bevoegde autoriteiten verleende opties worden uitgeoefend.