Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 72 sexies Aftrekkingen van in aanmerking komende passivabestanddelen
Geldend
Geldend vanaf 14-11-2022
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 14-11-2022.
- Bronpublicatie:
19-10-2022, PbEU 2022, L 275 (uitgifte: 25-10-2022, regelingnummer: 2022/2036)
- Inwerkingtreding
14-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2022, PbEU 2022, L 275 (uitgifte: 25-10-2022, regelingnummer: 2022/2036)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen die onder artikel 92 bis vallen, trekken het volgende af van in aanmerking komende passivabestanddelen:
- a)
direct, indirect en synthetisch door de instelling aangehouden eigen in aanmerking komende passiva-instrumenten, met inbegrip van eigen passiva welke die instelling krachtens bestaande contractuele verplichtingen mogelijk moet kopen;
- b)
direct, indirect en synthetisch door de instelling aangehouden in aanmerking komende passiva-instrumenten van MSI-entiteiten waarmee de instelling wederzijdse deelnemingen heeft, die volgens de bevoegde autoriteit bedoeld zijn om de verliesabsorptie- en herkapitalisatiecapaciteit van de af te wikkelen entiteit kunstmatig te verhogen;
- c)
het overeenkomstig artikel 72 decies bepaalde toepasselijke bedrag aan direct, indirect en synthetisch aangehouden in aanmerking komende passiva-instrumenten van MSI-entiteiten, indien de instelling geen aanzienlijke deelneming in die entiteiten heeft;
- d)
direct, indirect en synthetisch door de instelling aangehouden in aanmerking komende passiva-instrumenten van MSI-entiteiten, indien de instelling een aanzienlijke deelneming in die entiteiten heeft, met uitsluiting van de voor vijf werkdagen of minder ingenomen overnemingsposities.
2.
Voor de toepassing van deze afdeling worden alle instrumenten met dezelfde rang als in aanmerking komende passiva-instrumenten behandeld als in aanmerking komende passiva-instrumenten, met uitzondering van instrumenten met dezelfde rang als instrumenten die op grond van artikel 72 ter, leden 3 en 4, erkend zijn als in aanmerking komende passiva.
3.
Voor de toepassing van deze afdeling mogen instellingen het bedrag dat aan in artikel 72 ter, lid 3, bedoelde in aanmerking komende passiva-instrumenten wordt aangehouden, als volgt berekenen:
waarbij:
h | = | het bedrag dat aan in artikel 72 ter, lid 3, bedoelde in aanmerking komende passiva-instrumenten wordt aangehouden; |
i | = | de index die de uitgevende instelling aangeeft; |
Hi | = | het totale bedrag dat aan in artikel 72 ter, lid 3, bedoelde in aanmerking komende passiva-instrumenten van de uitgevende instelling i wordt aangehouden; |
li | = | het bedrag aan verplichtingen dat in de in aanmerking komende passivabestanddelen is opgenomen door de uitgevende instelling i binnen de in artikel 72 ter, lid 3, bepaalde beperkingen volgens de recentste openbaarmakingen van de uitgevende instelling; en |
Li | = | het totale bedrag aan uitstaande verplichtingen van de uitgevende instelling i als bedoeld in artikel 72 ter, lid 3, volgens de recentste openbaarmakingen van de uitgevende instelling. |
4.
Wanneer een EU-moederinstelling of een moederinstelling in een lidstaat die onder artikel 92 bis valt, direct, indirect of synthetisch eigenvermogensinstrumenten of in aanmerking komende passiva-instrumenten aanhoudt van één of meer dochterondernemingen die niet tot dezelfde af te wikkelen groep behoren als die moederinstelling, kan de afwikkelingsautoriteit van die moederinstelling, na terdege rekening te hebben gehouden met het advies van de afwikkelingsautoriteiten of van betrokken autoriteiten van derde landen van betrokken dochterondernemingen, de moederinstelling toestaan om die aangehouden instrumenten af te trekken door een door de afwikkelingsautoriteit van die moederinstelling bepaald lager bedrag af te trekken. Dat aangepaste bedrag is ten minste gelijk aan het bedrag (m), berekend als volgt:
max{0; OPi + LPi — max{0; β · [Omii + Li — max{ri · aRWAi; wi · aLREi}]}}
waarbij:
i | = | de index die de dochteronderneming aangeeft; |
OPi | = | het bedrag aan door dochteronderneming i uitgegeven en door de moederinstelling aangehouden eigenvermogensinstrumenten; |
LPi | = | het bedrag aan door dochteronderneming i uitgegeven en door de moederinstelling aangehouden in aanmerking komende passiva-instrumenten; |
β | = | percentage van door dochteronderneming i uitgegeven en door de moederonderneming aangehouden eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten, berekend als volgt: |
Oi | = | het bedrag aan eigen vermogen van dochteronderneming i, zonder rekening te houden met de overeenkomstig dit lid berekende aftrek; |
Li | = | het bedrag aan in aanmerking komende passiva van dochteronderneming i, zonder rekening te houden met de overeenkomstig dit lid berekende aftrek; |
ri | = | de ratio die op dochteronderneming i van toepassing is op het niveau van haar af te wikkelen groep overeenkomstig artikel 92 bis, lid 1, punt a), van deze verordening en artikel 45 quater, lid 3, eerste alinea, punt a), van Richtlijn 2014/59/EU of, in het geval van dochterondernemingen uit derde landen, een gelijkwaardig afwikkelingsvereiste dat op dochteronderneming i van toepassing is in het derde land waar zij haar hoofdkantoor heeft, voor zover aan dat vereiste wordt voldaan met instrumenten die op grond van deze verordening als eigen vermogen of in aanmerking komende passiva zouden worden beschouwd; |
aRWAi | = | het totaal van de risicoposten van de MSI-entiteit i, berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, rekening houdende met de aanpassingen van artikel 12 bis, of, voor dochterondernemingen uit derde landen, overeenkomstig de toepasselijke lokale regelgeving; |
wi | = | de ratio die op dochteronderneming i van toepassing is op het niveau van haar af te wikkelen groep overeenkomstig artikel 92 bis, lid 1, punt b), van deze verordening en artikel 45 quater, lid 3, eerste alinea, punt b), van Richtlijn 2014/59/EU of, in het geval van dochterondernemingen uit derde landen, een gelijkwaardig afwikkelingsvereiste dat op dochteronderneming i van toepassing is in het derde land waar zij haar hoofdkantoor heeft, voor zover aan dat vereiste wordt voldaan met instrumenten die op grond van deze verordening als eigen vermogen of in aanmerking komende passiva zouden worden beschouwd; |
aLREi | = | de maatstaf van totale blootstelling van de MSI-entiteit i berekend overeenkomstig artikel 429, lid 4, of, voor dochterondernemingen uit derde landen, overeenkomstig de toepasselijke lokale regelgeving. |
Indien de moederinstelling het aangepaste bedrag overeenkomstig de eerste alinea mag aftrekken, wordt het verschil tussen het in de eerste alinea bedoelde bedrag aan aangehouden eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten en dat aangepaste bedrag door de dochteronderneming afgetrokken.
5.
In artikel 1, lid 1, punten b), c) en d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instellingen en entiteiten trekken hun eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten af van de in aanmerking komende passivabestanddelen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten worden aangehouden door een instelling of entiteit die zelf geen af te wikkelen entiteit is maar een dochteronderneming van een af te wikkelen entiteit of van een entiteit uit een derde land die een af te wikkelen entiteit zou zijn indien zij in de Unie zou zijn gevestigd;
- b)
de in punt a) genoemde instelling of entiteit is verplicht tot naleving van de in artikel 92 ter van deze verordening of in artikel 45 septies van Richtlijn 2014/59/EU vastgelegde vereisten;
- c)
de eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten die door de in punt a) genoemde instelling of entiteit worden aangehouden, zijn uitgegeven door een instelling of entiteit bedoeld in artikel 92 ter, lid 1, van deze verordening of in artikel 45 septies, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU die zelf geen af te wikkelen entiteit is en tot dezelfde af te wikkelen groep behoort als de in punt a) genoemde instelling of entiteit.
In afwijking van de eerste alinea wordt het bezit van eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten niet afgetrokken indien de in punt a) van de eerste alinea genoemde instelling of entiteit op geconsolideerde basis aan het in punt b) van de eerste alinea bedoelde vereiste moet voldoen en de in punt c) van de eerste alinea genoemde instelling of entiteit overeenkomstig deel één, titel II, hoofdstuk 2, in de consolidatie van de in punt a) van de eerste alinea genoemde instelling of entiteit is opgenomen.
Voor de toepassing van dit lid moet de verwijzing naar in aanmerking komende passivabestanddelen worden begrepen als een verwijzing naar een van de volgende elementen:
- a)
in aanmerking komende passivabestanddelen waarmee rekening wordt gehouden teneinde te voldoen aan het vereiste van artikel 92 ter;
- b)
passiva die voldoen aan de voorwaarden van artikel 45 septies, lid 2, punt a), van Richtlijn 2014/59/EU.
Voor de toepassing van dit lid moet de verwijzing naar eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten worden begrepen als een verwijzing naar een van de volgende elementen:
- a)
eigenvermogensinstrumenten en in aanmerking komende passiva-instrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 92 ter, leden 2 en 3;
- b)
eigen vermogen en passiva die voldoen aan de voorwaarden van artikel 45 septies, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU.