Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Sint Maarten
Artikel 3 Algemene begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Voor de toepassing van deze rijkswet, tenzij de context anders vereist:
- a.
betekenen de uitdrukkingen ‘een land’ en ‘het andere land’ Nederland of Sint Maarten al naargelang de context vereist;
- b.
betekent de uitdrukking ‘Nederland’:
- 1°
het Europese deel van Nederland, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten en grenzend aan zijn territoriale zee waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent; en
- 2°
het Caribische deel van Nederland, dat is gelegen in de Caribische Zee en bestaat uit de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inbegrip van zijn territoriale zee en elk gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent, maar met uitzondering van het deel dat betrekking heeft op Aruba, Curaçao en Sint Maarten;
- c.
betekent de uitdrukking ‘Sint Maarten’ het land Sint Maarten, met inbegrip van de territoriale zee en elk gebied buiten deze territoriale zee van dit deel van het Koninkrijk waarbinnen het Koninkrijk der Nederlanden, in overeenstemming met het internationale recht, rechtsmacht heeft of soevereine rechten uitoefent, maar met uitzondering van het deel daarvan dat betrekking heeft op Aruba, het Caribische deel van Nederland en Curaçao;
- d.
omvat de uitdrukking ‘persoon’ een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;
- e.
heeft de uitdrukking ‘lichaam’ betrekking op elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
- f.
heeft de uitdrukking ‘onderneming’ betrekking op het uitoefenen van een bedrijf;
- g.
omvat de uitdrukking ‘uitoefenen van een bedrijf’ mede het uitoefenen van een vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard;
- h.
betekenen de uitdrukkingen ‘onderneming van een land’ en ‘onderneming van het andere land’ onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een land en een onderneming gedreven door een inwoner van het andere land;
- i.
betekent de uitdrukking ‘het internationale verkeer’ alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een land is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in het andere land zijn gelegen;
- j.
betekent de uitdrukking ‘pensioenfonds’ elk lichaam dat inwoner is van een land:
- 1°
dat in het algemeen is vrijgesteld van belastingen naar het inkomen in dat land;
- 2°
waarvan de werkzaamheden voornamelijk bestaan uit het beheren of verstrekken van pensioenen; en
- 3°
dat ingevolge de wettelijke bepalingen van een land erkend is en onder toezicht staat;
- k.
betekent de uitdrukking ‘bevoegde autoriteit’:
- 1°
wat Nederland betreft, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
- 2°
wat Sint Maarten betreft, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger.
2.
Voor de toepassing van deze rijkswet door een land op enig moment heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat moment heeft volgens de wetgeving van dat land met betrekking tot de belastingen waarop deze rijkswet van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de toepasselijke belastingwetgeving van dat land prevaleert boven een betekenis die volgens andere wetgeving van dat land aan die uitdrukking wordt gegeven.