Einde inhoudsopgave
Belastingregeling Nederland Sint Maarten
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Inwerkingtreding
01-03-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2016, 21 (uitgifte: 13-01-2016, kamerstukken: 34263)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Voor de toepassing van deze rijkswet betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden verricht.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a.
een plaats waar leiding wordt gegeven;
- b.
een filiaal;
- c.
een kantoor;
- d.
een fabriek;
- e.
een werkplaats; en
- f.
een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3.
Een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden vormt alleen dan een vaste inrichting indien de duur ervan 183 dagen overschrijdt.
4.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid, worden, indien een onderneming van een land diensten verricht in het andere land:
- a.
door middel van een natuurlijke persoon die aanwezig is in het andere land gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die meer dan 183 dagen duurt, onderscheidenlijk duren, in een periode van twaalf maanden; of
- b.
gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die meer dan 183 dagen duurt, onderscheidenlijk duren, in een periode van twaalf maanden en deze diensten worden verricht voor hetzelfde project of voor samenhangende projecten door een of meer natuurlijke personen die aanwezig zijn en de diensten verrichten in het andere land;
de in het andere land verrichte activiteiten bestaande uit de voornoemde diensten geacht een vaste inrichting te vormen van de onderneming in dat andere land, tenzij deze diensten beperkt zijn tot de werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, die, indien zij zouden worden verricht door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken. Voor de toepassing van dit lid worden diensten verricht door een natuurlijke persoon ten behoeve van een onderneming niet geacht verricht te zijn door een andere onderneming, tenzij die andere onderneming toezicht houdt op de manier waarop de diensten worden verricht door die natuurlijke persoon of die diensten aanstuurt of controleert.
5.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede, derde en vierde lid, wordt een onderneming van een land die werkzaamheden verricht in de territoriale zee, en elk gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee, van het andere land waarbinnen met betrekking tot dat land rechtsmacht of soevereine rechten worden uitgeoefend als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b en onderdeel c (werkzaamheden buitengaats), geacht ter zake van die werkzaamheden, behoudens met betrekking tot de bepalingen van artikel 14, tweede lid, een bedrijf uit te oefenen door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de werkzaamheden in kwestie in het andere land worden verricht gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een periode van twaalf maanden in totaal minder dan 30 dagen beslaat onderscheidenlijk beslaan.
6.
Voor de toepassing van het vijfde lid wordt de uitdrukking ‘werkzaamheden buitengaats’ evenwel geacht niet te omvatten:
- a.
een van de activiteiten als genoemd in het achtste lid, of een combinatie daarvan;
- b.
sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten; en
- c.
het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer.
7.
Indien een onderneming die in het andere land werkzaamheden buitengaats verricht is verbonden met een andere onderneming, die als onderdeel van hetzelfde project dezelfde werkzaamheden buitengaats voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstbedoelde onderneming, en de hiervoor bedoelde door beide ondernemingen verrichte werkzaamheden bij elkaar opgeteld ten minste 30 dagen beslaan, wordt, voor de toepassing van het vijfde lid, iedere onderneming geacht haar werkzaamheden te verrichten gedurende een tijdvak van ten minste 30 dagen in een periode van twaalf maanden. Een onderneming wordt geacht verbonden te zijn met een andere onderneming indien de ene onderneming onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide ondernemingen bezit.
8.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen wordt de uitdrukking ‘vaste inrichting’ niet geacht te omvatten:
- a.
het gebruik maken van inrichtingen uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
- c.
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- d.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid te verrichten die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
- f.
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
9.
Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede, vierde en vijfde lid, wordt een onderneming, indien een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het tiende lid van toepassing is, namens die onderneming optreedt, en een machtiging bezit om namens die onderneming overeenkomsten te sluiten en dit recht in een van de landen gewoonlijk uitoefent, geacht in dat land een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden, bedoeld in het achtste lid, die, indien zij worden verricht door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.
10.
Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een land te hebben alleen op grond van de omstandigheid dat zij in dat land werkzaamheden uitoefent door bemiddeling van een makelaar, een commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
11.
De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een land een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van het andere land of dat in dat andere land zijn bedrijf uitoefent, hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze, bestempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere lichaam.