Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 2:12 Nadere bepalingen met betrekking tot vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
16-12-2010, Stb. 2010, 838 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken: 32520)
13-12-2010, Stb. 2010, 840 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken: 32435)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 839 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
23-12-2010, Stb. 2010, 839 (uitgifte: 28-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt bij het KB van 23-12-2010, Stb. 877, tegelijk in werking met de Verzamelwet SZW 2011 (16-12-2010, Stb. 838).
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
In afwijking van de artikelen 2:15 en 2:16 is artikel 2:11, eerste lid, onderdeel a, eerst van toepassing met ingang van de dag dat de persoon één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, tenzij op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op arbeidsondersteuning op grond van artikel 2:11, eerste lid, onderdeel b.
2.
Artikel 2:11, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een justitiële inrichting.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid, worden perioden van vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.