Rb. Rotterdam, 31-05-2017, nr. C/10/522661/JR RK 17-786 en C/10/522964/JE RK 17-838
ECLI:NL:RBROT:2017:4722
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
31-05-2017
- Zaaknummer
C/10/522661/JR RK 17-786 en C/10/522964/JE RK 17-838
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:4722, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 31‑05‑2017; (Beschikking)
Tussenuitspraak: ECLI:NL:RBROT:2017:2606
Uitspraak 31‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. IPR, bevoegdheid Nederlandse rechter. Vervolg op ECLI:NL:RBROT:2017:2606. Verordening Brussel-II bis staat aan deze ondertoezichtstelling niet in de weg. Een ondertoezichtstelling in Nederland kan slechts voor een jaar worden uitgesproken, zodat sprake is van een voorlopige maatregel in de zin van artikel 20 Brussel II-bis. Bovendien wordt in het onderhavige geval de duur van de ondertoezichtstelling beperkt tot één maand.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaak- en rekestnummers :
C/10/522661 / JE RK 17-786 ( [de minderjarige 2] ) en C/10/522964 / JE RK 17-838 [de minderjarige 1] )
datum uitspraak: 31 mei 2017
ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende de minderjarigen:
[Naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[Naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[Naam moeder] , hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] (Frankrijk);
en merkt als informant aan:
[Naam vader] , hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] (Frankrijk).
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 9 maart 2017 met betrekking tot [de minderjarige 2] en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de beschikking van de kinderrechter van 14 maart 2017 met betrekking tot [de minderjarige 1] en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de beschikking van 22 maart 2017 van de kinderrechter met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- een brief met bijlagen van de Raad van 24 mei 2017, ingekomen bij de griffie op 29 mei 2017;
- een e-mailbericht van 30 mei 2017 van de Adviseur Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden, mw. [naam 3] , gericht aan de Raad, welke ter zitting van 30 mei 2017 is overgelegd door de - hierna te noemen - vertegenwoordigster van de Raad.
Op 30 mei 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam 1] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, mevrouw [naam 2] .
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Franse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mevrouw M. Velleman, tolk in de Franse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De feitenHet ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 9 maart is [de minderjarige 2] - onder meer - voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 juni 2017.
Bij beschikking van 14 maart 2017 is [de minderjarige 1] - onder meer - voorlopig onder toezicht gesteld tot 14 juni 2017.
Bij beschikking van 22 maart heeft de kinderrechter de tevens bij voornoemde beschikkingen van 9 en 14 maart 2017 verleende machtigingen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] in een voorziening van pleegzorg verlengd tot 9 juni 2017.
Het verzoek
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van negen maanden. Tevens verzoekt de Raad de kinderrechter om machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Het standpunt van belanghebbenden
De raad heeft ter zitting meegedeeld dat de Franse kinderrechter tot op heden nog geen maatregelen van beschermende aard in Frankrijk heeft getroffen ten aanzien van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Zo lang die maatregelen er niet zijn, kan de Raad de kinderen niet overdragen aan de Franse Raad voor de Kinderbescherming. Nu op 9 juni een einde komt aan de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , handhaaft de Raad zijn verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van deze kinderen. Het is nog steeds de bedoeling van alle betrokkenen dat de kinderen zo spoedig mogelijk worden overgeplaatst naar Frankrijk. De Franse rechter heeft inmiddels wel contact opgenomen met het Franse Ministerie van Justitie, omdat in Frankrijk de Officier van Justitie betrokken dient te worden in geval van repatriëring van in het buitenland verblijvende kinderen naar Frankrijk. De Franse kinderrechter heeft met klem aan de Raad verzocht een driegesprek te regelen tussen de Nederlandse kinderrechter, de Raad en haarzelf om tot een afstemming te komen wat te doen in deze zaak.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de Raad en heeft verklaard dat het goed gaat met [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . De kinderen ontwikkelen zich goed in de pleeggezinnen. De GI heeft een laissez passer voor de kinderen aangevraagd en heeft vandaag de daarvoor benodigde pasfoto’s van de kinderen gekregen, zodat de aanvraag nu compleet is. Als er een laissez passer wordt afgegeven, zal die echter slechts een geldigheidsduur hebben van één maand. Het is dus zaak dat er voortvarendheid wordt betracht met de overdracht van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de Raad voor de kinderbescherming in Frankrijk.
De moeder heeft ter zitting met klem verzocht de kinderen niet langer in Nederland te laten verblijven omdat de kinderen vervreemden van hun ouders. De moeder wil graag zelf voor hen zorgen en zij is bereid om in Frankrijk met hen in een opvang te gaan wonen.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ouders in Frankrijk een zwervend bestaan leiden en dat de door hen opgegeven adressen waar zij woonachtig zouden zijn, niet juist zijn. Ook is gebleken dat er nog geen maatregelen van kinderbescherming in Frankrijk zijn getroffen en dat de Franse kinderrechter dringend heeft verzocht om met de Nederlandse kinderrechter en de Nederlandse Raad mondeling in overleg te mogen treden. Ter zitting is getracht een telefonische contact met de Franse kinderrechter tot stand te brengen. Echter, de Franse kinderrechter bleek op dat moment niet bereikbaar te zijn.
Gelet op het belang van de kinderen om zo spoedig mogelijk naar het land te kunnen worden overgebracht waarmee zij het meest verbonden zijn en waar hun ouders woonachtig zijn, te weten Frankrijk, en mede gelet op de impasse waarin de zaak lijkt te verkeren nu er nog geen maatregelen van beschermende aard voor hen zijn getroffen in Frankrijk waardoor hun overbrenging naar Frankrijk niet kan worden geregeld, heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak ter zitting geschorst en bepaald dat de behandeling van de zaak de volgende dag, 31 mei 2017, op een zodanig tijdstip zal worden voortgezet dat de Franse kinderrechter telefonisch zal kunnen aansluiten.
Op 31 mei 2017 om 14.00 uur is de behandeling van de zaak voortgezet, met behulp van een telefonische verbinding met de Franse kinderrechter te [plaats] , mw. S. Karaman, en met bijstand van mevrouw M. Velleman voornoemd, tolk in de Franse taal.
De Raad heeft meegedeeld dat de ouders door de GI op de hoogte zijn gesteld van de voortzetting van de behandeling van de zaak op genoemd tijdstip, maar dat zij op 30 mei 2017 na de zitting en een aansluitend begeleid bezoek aan de kinderen, zijn teruggekeerd naar Frankrijk. De kinderrechter gaat er dan ook van uit dat de ouders niet meer aanwezig wensten te zijn bij de voortgezette behandeling van de zaak en in Frankrijk de beslissing op het verzoek van de Raad verder wensen af te wachten.
De Franse kinderrechter heeft meegedeeld dat de vertaling van de Nederlandse beschikking van 22 maart 2017 erg lang heeft geduurd en dat de procedure in Frankrijk om kinderen vanuit een ander land over te laten brengen naar Frankrijk vereist dat het Ministerie van Justitie in Frankrijk wordt ingeschakeld. Doordat zij pas half mei kennis heeft kunnen nemen van de inhoud voor genoemde beschikking en vervolgens de situatie van de kinderen heeft voor moeten leggen aan het Ministerie van Justitie is er een flinke vertraging ontstaan in de afhandeling van de zaak. Echter, het is een ieders bedoeling dat de kinderen nu zo snel mogelijk naar Frankrijk komen en de Franse kinderrechter zal nog heden, 31 mei 2017, maatregelen van beschermende aard voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uitspreken, zodat gestart kan worden met hun repatriëring.
Van de zijde van de GI is meegedeeld dat er een laissez passer voor de kinderen zal worden afgegeven op 9 juni 2017. De overdracht van de kinderen zal daarna heel spoedig kunnen plaatsvinden, maar een exacte datum is nog niet bekend. De Franse en Nederlandse instanties moeten de overdracht nog met elkaar regelen.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Bij voornoemde beschikking van 22 maart 2017 heeft de kinderrechter reeds geoordeeld dat zij op grond van de artikelen 8 en 20 van de verordening Brussel II-bis bevoegd is om in spoedeisende gevallen voorlopige en bewarende maatregelen te nemen met betrekking tot [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en dat op grond van artikel 15 van het HKBV 1996 in een dergelijk geval Nederlands recht van toepassing is.
Duidelijk is dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zo spoedig mogelijk naar Frankrijk dienen te worden overgebracht. Nu de Franse kinderrechter nog heden beschermende maatregelen voor hen zal uitspreken en een laissez passer voor hen zal worden verstrekt, lijken er geen belemmeringen meer te zijn om een spoedige overdracht van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aan de Franse Raad voor de kinderbescherming te kunnen realiseren.
Echter, de voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] is verleend tot 9 juni 2017 en van [de minderjarige 1] tot 14 juni 2017. Nu pas op 9 juni 2017 een laissez passer voor de kinderen zal worden afgegeven en daarna nog enige tijd benodigd zal zijn om de daadwerkelijke overdracht van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te kunnen doen plaatsvinden, ziet de kinderrechter aanleiding om met ingang van 9 juni 2017 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van één maand, dat wil zeggen tot 9 juli 2017. Immers, uit de stukken blijkt dat de ouders in Frankrijk een zwervend bestaan leiden en dat zij niet kunnen voorzien in de basale behoeften van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , zodat voldaan wordt aan het wettelijke criterium voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Verordening Brussel-II bis staat aan deze ondertoezichtstelling niet in de weg aangezien zowel de moeder als de vader hun werkelijke verblijfplaats in Frankrijk hebben en er sprake is van een spoedeisend geval, nu de kinderen in Nederland verblijven en nog niet naar Frankrijk kunnen worden overgebracht. Een ondertoezichtstelling in Nederland kan slechts voor een jaar worden uitgesproken, zodat sprake is van een voorlopige maatregel in de zin van artikel 20 Brussel II-bis. Bovendien wordt in het onderhavige geval de duur van de ondertoezichtstelling beperkt tot één maand.
Gelet op al het vorenstaande is ook de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding en wordt voldaan aan de criteria genoemd in artikel 1:265b, eerste lid, BW. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] daarom verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De beslissing
De kinderrechter:
stelt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht van de GI met ingang van 9 juni 2017 tot 9 juli 2017;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 9 juli 2017;
wijst af al het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.J.H. Mac Mootry als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2017. | ||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld: - door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshofDen Haag. | ||