Hof Amsterdam, 11-03-2014, nr. 200.139.476/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:1607
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-03-2014
- Zaaknummer
200.139.476/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:1607, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑03‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:1350, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 11‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Schuldsanering beëindigd zonder schone lei. Informatieverplichting geschonden mbt aanvullende bijzondere bijstand als vergoeding voor reiskosten, en mbt eindejaarsuitkering. Zonder toestemming een auto aangeschaft.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.139.476/ 01
insolventienummer rechtbank Noord-Holland : C/14/10/300 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 maart 2014
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonend te[woonplaats],
advocaat: mr. A. Karacelik te Leiden.
1. Het geding in hoger beroep
Verzoekster wordt hierna [verzoekster] genoemd.
[verzoekster] is bij per fax op 30 december 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Noord‑Holland van 24 december 2013, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] heeft beëindigd zonder haar de zogenoemde schone lei te verlenen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 4 maart 2014. Bij die behandeling is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door mr. W.G.H. Janssen, kantoorgenoot van mr. Karacelik voornoemd, die het verzoekschrift mondeling heeft toegelicht. Voorts is de bewindvoerder, M.E.B. Willebrands, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, alsmede het verslag van de bewindvoerder van 21 februari 2014. [verzoekster] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.
2. Beoordeling
2.1.
[verzoekster], op wie vanaf 21 oktober 2010 de wettelijke schuldsanering van toepassing is, heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarbij de op haar toepasselijke schuldsaneringsregeling werd beëindigd zonder schone lei, te vernietigen en haar alsnog een schone lei te verlenen dan wel de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen. Daartoe heeft [verzoekster] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Met betrekking tot het niet voldoen aan de informatieverplichting heeft [verzoekster] gesteld dat zij reeds voor de eindzitting alle door de bewindvoerder verzochte gegevens heeft overgelegd. [verzoekster] ontkent niet dat zij sommige stukken, zoals de salarisspecificatie van de maand september 2013, niet tijdig aan de bewindvoerder ter beschikking heeft gesteld, maar zij geeft aan dat zij deze informatie niet bewust heeft achtergehouden. Zij heeft gesteld deze informatie binnen een redelijke termijn alsnog aan de bewindvoerder te hebben verstrekt. Wat betreft de door [verzoekster] ontvangen aanvullende bijzondere bijstand in de vorm van een vergoeding van reiskosten heeft [verzoekster] verder verklaard dat zij reeds voor toekenning van deze bijstand met de bewindvoerder over de aanvraag daarvan heeft gesproken, zodat de bewindvoerder hiervan op de hoogte was. Omtrent de door de bewindvoerder geconstateerde boedelachterstand, heeft [verzoekster] verklaard dat zij deze volledig heeft voldaan door middel van een gift van de Protestantse Gemeente te Schagen. Met betrekking tot de nieuw ontstane schulden aan AGIS Ziektekostenverzekering dan wel AGIS Zorgverzekeraar heeft [verzoekster] aangevoerd dat AGIS één vordering twee keer op haar probeert te verhalen. Volgens [verzoekster] betreft het slechts één vordering, welke vordering [verzoekster] betwist en tegen welke zij dan ook verweer voert in een procedure aanhangig bij de rechtbank. Met betrekking tot de door haar aangeschafte auto heeft [verzoekster] verder gesteld dat zij de bewindvoerder ervan in kennis heeft gesteld een auto nodig te hebben voor het verrichten van haar werkzaamheden. [verzoekster] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij deze auto voor slechts € 300,-- heeft gekocht met geld uit het vrij te laten bedrag (vtlb). Volgens een medewerker van de rechtbank Alkmaar, bij wie [verzoekster] had nagevraagd of het was toegestaan een auto aan te schaffen, mocht zij het geld uit het vtlb vrij besteden, aldus [verzoekster].
2.2.
Ter zitting in hoger beroep heeft de bewindvoerder in aanvulling op haar verslag van 21 februari 2014 nog het volgende verklaard. Volgens de bewindvoerder heeft [verzoekster] de informatieverplichting geschonden en willens en wetens informatie achtergehouden. Bij beschikking van 10 juni 2013 is aan [verzoekster] aanvullende bijzondere bijstand in de vorm van een reiskostenvergoeding toegekend. [verzoekster] heeft deze inkomsten niet aan de bewindvoerder doorgegeven. Op 11 september 2013 heeft de bewindvoerder de gegevens bij [verzoekster] opgevraagd om het vtlb te kunnen berekenen. [verzoekster] heeft ook toen de gegevens niet verstrekt, om zodoende de inkomsten buiten de boedel te houden. Naar achteraf is gebleken was [verzoekster] in staat een maandelijkse bijdrage van € 72,42 aan de boedel te voldoen, in plaats van de € 50,82, waardoor een boedelachterstand van € 129,90 is ontstaan, aldus steeds de bewindvoerder. Dat het [verzoekster] ontbreekt aan inzet en de vereiste medewerking blijkt volgens de bewindvoerder ook uit het feit dat de bewindvoerder de salarisspecificatie over de maand september 2013, na herhaald verzoek, pas na haar brief aan de rechter-commissaris op 11 december 2013 heeft ontvangen. [verzoekster] had volgens de bewindvoerder moeten begrijpen dat het hier ging om voor de schuldsaneringsregeling belangrijke informatie, met name vanwege de eindejaarsuitkering van € 300,40 die in de maand september 2013 is uitgekeerd en in de boedel valt. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de boedelachterstand, ontstaan door het niet informeren inzake de aanvullende bijzondere bijstand in de vorm van reiskostenvergoeding en het niet tijdig opgeven van de eindejaarsuitkering, inmiddels door [verzoekster] is voldaan door middel van een gift van de Protestantse Gemeente te Schagen. Voorts heeft de bewindvoerder aangegeven dat een nieuwe schuld aan AGIS Ziektekostenverzekering is ontstaan van € 341,61. De vordering is in behandeling bij GGN Incasso, tegen welke vordering [verzoekster] schriftelijk verweer heeft gevoerd. Voorts is een vordering bij AGIS Zorgverzekeraar ontstaan van € 102,14, welke inmiddels is opgelopen tot € 163,80 in verband met het niet voldoen van de premie over de maand augustus 2013. Anders dan [verzoekster] heeft gesteld gaat het hier om twee afzonderlijke vorderingen, zo heeft de bewindvoerder op 3 maart 2014 telefonisch van AGIS vernomen. Ten slotte heeft de bewindvoerder aangegeven dat [verzoekster] een auto heeft aangeschaft zonder daarvoor de vereiste toestemming van de rechter-commissaris te hebben verkregen. Om enig inzicht te krijgen in de waarde van de auto is de aanschaffactuur van de auto bij [verzoekster] opgevraagd, maar deze is niet door haar overgelegd, aldus de bewindvoerder. De bewindvoerder adviseert het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.
2.3.
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat - zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Faillissementswet (Fw) - vergaande verplichtingen rusten op de schuldenaar op wie de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Deze verplichtingen vinden hun grond in de doelstelling van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële situatie terecht zijn gekomen, de kans moeten krijgen weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking wordt verwacht aan de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien schuldenaar nalaat volledige informatie te verschaffen over gegevens waarvan zij weet of behoort te weten dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, alsook indien schuldenaar nieuwe schulden laat ontstaan en/of tracht zijn/haar schuldeisers te benadelen.
2.4.
Het hof is van oordeel dat [verzoekster] verwijtbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. [verzoekster] heeft de bewindvoerder niet tijdig van informatie voorzien omtrent haar persoonlijke en financiële situatie, waarvan zij behoorde te weten dat deze van belang is voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Zo heeft [verzoekster] verzuimd de bewindvoerder te informeren omtrent de bij beschikking van 10 juni 2013 door de ISD Kop van Noord-Holland aan haar toegekende aanvullende bijzondere bijstand van € 127,50 per maand als vergoeding voor reiskosten. Verder heeft [verzoekster] de bewindvoerder eerst na 11 december 2013, nadat deze zich had gewend tot de rechter-commissaris, voorzien van de salarisspecificatie over de maand september 2013, waaruit blijkt dat [verzoekster] een eindejaarsuitkering van € 300,40 is toegekend. Het hof is van oordeel dat [verzoekster] de informatieverplichting heeft geschonden. Van [verzoekster] mocht in het kader van de schuldsaneringsregeling immers worden gevergd dat zij uit eigener beweging tijdig alle relevante informatie omtrent haar situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Het niet opgeven dan wel niet tijdig opgeven van inkomsten heeft voorts consequenties gehad voor de maandelijkse aflossingscapaciteit van [verzoekster], waardoor een boedelachterstand is ontstaan. Dat dit uiteindelijk niet heeft geleid tot benadeling van schuldeisers, nu [verzoekster] de boelachterstand inmiddels heeft ingelopen, maakt dit niet minder ernstig. Verder is gebleken dat [verzoekster] zich weinig gelegen laat liggen van de regels binnen de schuldsaneringsregeling. Zo is genoegzaam komen vast te staan dat zij zonder toestemming van de bewindvoerder en de rechter-commissaris een auto heeft aangeschaft, waarvan het gebruik en onderhoud kosten met zich brengen. Verder valt niet goed te begrijpen dat zij, ondanks daarop te zijn gewezen door de bewindvoerder, is doorgegaan met het deelnemen aan loterijen met alle kosten van dien.
Nu verder ook uit eerdere verslagen van de bewindvoerder is gebleken dat de regeling niet soepel is verlopen en bij beschikking van de rechter commissaris van 8 mei 2012 de looptijd van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] is verlengd met drie maanden - in verband met het door haar niet nakomen van de sollicitatieverplichting – heeft het hof er onvoldoende vertrouwen in dat [verzoekster] met (wederom) verlenging van de looptijd de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde zal brengen. Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat AGIS twee vorderingen op [verzoekster] tracht te verhalen en [verzoekster] het hof niet ervan heeft overtuigd dat zij deze vorderingen, indien haar verweer rechtens wordt verworpen, zal (kunnen) betalen. Op grond van al het voorgaande ziet het hof aanleiding de schuldsaneringsregeling van [verzoekster] thans te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
2.5.
Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden bekrachtigd.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, F.J.P.M. Haas en E.J. Rotshuizen en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.