Einde inhoudsopgave
Wet zeevarenden
Artikel 52
Geldend
Geldend vanaf 15-11-2019
- Bronpublicatie:
24-10-2019, Stb. 2019, 416 (uitgifte: 14-11-2019, kamerstukken: 35194)
- Inwerkingtreding
15-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-11-2019, Stb. 2019, 417 (uitgifte: 14-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is bevoegd een schip aan te houden, indien er voorafgaand aan het vertrek naar zee
- a.
geen bemanningscertificaat voor het schip is afgegeven of het bemanningscertificaat ongeldig is;
- b.
de door hem aangetroffen bemanning niet ten minste in overeenstemming is met het bemanningscertificaat;
- c.
van het schip kennelijk een ander gebruik wordt of zal worden gemaakt dan overeenkomstig de beperkingen of voorwaarden vermeld in het bemanningscertificaat;
- d.
op een schip als bedoeld in artikel 48e, eerste lid, geen geldig certificaat maritieme arbeid aan boord is dan wel, voor een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 48f, eerste lid, geen geldig visserij-arbeidscertificaat aan boord is;
- e.
er sprake is van een ernstige of herhaalde schending van het Maritiem Arbeidsverdrag dan wel, in verband met een vissersvaartuig, het Verdrag betreffende werk in de visserijsector; of
- f.
er ernstig gevaar bestaat voor de veiligheid, gezondheid of beveiliging van de zeevarenden.
2.
De ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is eveneens bevoegd een schip aan te houden, indien de toezichthouder dan wel de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet de toegang tot het schip wordt geweigerd of indien geen medewerking aan diens onderzoek wordt gegeven.
3.
De aanhouding wordt opgeheven, zodra de reden voor de aanhouding is komen te vervallen.