Rb. Almelo, 12-11-2010, nr. 09/1274 LEGGW AQ1 A
ECLI:NL:RBALM:2010:BO8906
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
12-11-2010
- Zaaknummer
09/1274 LEGGW AQ1 A
- LJN
BO8906
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2010:BO8906, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 12‑11‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Betreft beroep naar aanleiding van aanslag leges voor de bouw van een woning. Rechtbank is van oordeel dat leges geheven kan worden over het bedrag inclusief omzetbelasting. Eiser maakt eerst in beroep duidelijk dat het bedrag van de bouwkosten lager is dan het bedrag aan bouwkosten waarvan de heffingsambtenaar is uitgegaan. De rechtbank oordeelt dat, ingeval de bouwkosten aanvankelijk ambtshalve door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, de belastingplichtige in de bezwaar- respectievelijk beroepsfase in de gelegenheid wordt gesteld, aan de hand van een alsnog overgelegde begroting c.q. aan de hand van betaalde rekeningen de bouwkosten aan te tonen. Volgt vernietiging van de uitspraak op bezwaar. De rechtbank voorziet zelf in de zaak.
Partij(en)
RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht,
meervoudige belastingkamer
Registratienummer: 09/1274 LEGGW AQ1 A
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
EIser, wonende te A, eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Almelo, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser een aanslag bouwleges (aanslagnummer 2009000038343 00) opgelegd van € 8.090,80.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 november 2009 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daarop bij brief van 16 november 2009, ontvangen bij verweerder op 18 november 2009, gereageerd. Deze reactie heeft verweerder ingevolge artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de rechtbank, welke reactie op 25 november 2009 bij de rechtbank is ingekomen. De rechtbank heeft deze reactie aangemerkt als een beroepschrift.
Eiser heeft het beroep nog nader aangevuld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 1 februari 2010 schriftelijk gerepliceerd en nadere stukken ingediend. Verweerder heeft vervolgens bij brief van 10 mei 2010 schriftelijk gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2010 te Almelo. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen R.J. de Ceuninck van Capelle, G.D.J. Geeraert en P.A. Blaauwbroek, allen werkzaam bij verweerders gemeente.
Bij uitspraak van 8 juni 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld de in die uitspraak genoemde bescheiden over te leggen. Eiser heeft op 24 juni 2010 bescheiden overgelegd. Verweerder heeft daarop bij brief van 29 juli 2010 gereageerd. Vervolgens heeft eiser op 10 augustus 2010 gereageerd. Nadat verweerder op 2 september 2010 heeft gereageerd en eiser op 28 september 2010 nadere stukken heeft ingediend heeft een onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 18 oktober 2010. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen M.J. Lammersen-Krikhaar, G.D.J. Geeraert en P.A. Blaauwbroek, allen werkzaam bij verweerders gemeente.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiser heeft op 28 april 2009 een aanvraag om een reguliere bouwvergunning ingediend voor het bouwen van een woning op het perceel AB te A. De vergunning is op 5 augustus 2009 verleend. Bij beschikking, gedagtekend 29 augustus 2009, heeft verweerder de aanslag leges ad € 8.090,80 (€ 7.282,80 alsmede € 808,00 voor een toetsing van de bouwaanvraag aan de welstand) aan eiser opgelegd. Daarbij is verweerder uitgegaan van door burgemeester en wethouders vastgestelde bouwkosten van € 476.000,--.
3. Geschil
In geschil is of verweerder in de uitspraak op bezwaar terecht (de hoogte van) de leges heeft gehandhaafd. Eiser is van mening dat er teveel aan leges is geheven omdat de bouwkosten te hoog zijn vastgesteld. Hij legt een overeenkomst met een Duitse aannemer over waarin de bouwkosten volgens een bestek van 1 februari 2010 worden overeengekomen voor een bedrag van € 325.750,-- (exclusief omzetbelasting). Verder is eiser van mening dat ten onrechte de aanslag leges is berekend over een bedrag inclusief omzetbelasting. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Hij voert daartoe aan de hoogte van de leges is gekoppeld aan de in de aanvraag vermelde raming van bouwkosten. Naar de mening van verweerder kan hiervan in dit geval niet worden uitgegaan, nu deze raming niet nader gespecificeerd is en eiser niet heeft voldaan aan het verzoek een begroting (met tekeningen) over te leggen die voldoet aan de richtlijn van het standaard referentiebestek (hierna: STABU). Derhalve zijn de bouwkosten bepaald aan de hand van de correctierichtlijn ter bepaling van de bouwkosten overeenkomstig NEN 2631 per 1 januari 2009 (hierna: regiorichtlijn bouwkosten 2009). De bouwkosten zijn vastgesteld op € 476.0000,--. Ter onderbouwing van deze vaststelling heeft verweerder in beroep nog een quick scan van de bouwkosten overgelegd, opgemaakt door Kleissen & Partners Bouw Management Groep (hierna: Kleissen), waaruit blijkt dat de bouwkosten zijn geraamd op € 510.694,--.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
De raad van de gemeente Almelo (hierna: de raad) heeft op 16 december 2008 de “Verordening op de heffing en de invordering van leges 2009” (hierna: Legesverordening) en de daarbij behorende Tarieventabel vastgesteld. Publicatie hiervan heeft plaatsgevonden in het Gemeentenieuws van Almelo op 22 december 2008.
Bij besluit van de raad van 26 mei 2009 is de Verordening tot wijziging van de Legesverordening 2009 vastgesteld. Deze wijziging heeft betrekking op een aanpassing van de Tarieventabel op het onderdeel bouwgerelateerde leges. Publicatie hiervan heeft plaatsgevonden in het Gemeentenieuws van Almelo op 2 juni 2009.
Op grond van artikel 2 van de Legesverordening worden onder de naam “leges” rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel.
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening worden de leges geheven naar tarieven, opgenomen in de bij de verordening horende tarieventabel.
Van toepassing is in dit geval de Tarieventabel, die is vastgesteld bij besluit van de raad van 16 december 2008 en waarvan hoofdstuk 5 bij besluit van de raad van 26 mei 2009 is vervangen.
Ingevolge het bepaalde onder 5.2.1 van de Tarieventabel worden leges geheven, die samenhangen met het in behandeling nemen van, onder andere, een aanvraag van een reguliere bouwvergunning.
Ingevolge het bepaalde onder 5.2.2. van de Tarieventabel worden onder bouwkosten verstaan “de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Onder bouwkosten worden mede begrepen de kosten van de gehele afwerking en de omzetbelasting. Indien de in dit lid bedoelde aannemingssom of raming van de bouwkosten door burgemeester en wethouders ondeugdelijk wordt geacht, of indien de aanvrager om een bouwvergunning in gebreke blijft deze gegevens te verstrekken, alsmede indien als gevolg van zelfwerkzaamheid een van de normale kosten afwijkend bedrag aan bouwkosten, hetzij in de opgave van de aannemingssom, hetzij in de raming van de bouwkosten is opgenomen, worden de bouwkosten door burgemeester en wethouders op basis van de vigerende regionale richtlijn ter bepaling van de bouwkosten vastgesteld en worden de leges naar de uitkomst daarvan geheven. Voor een objectieve toets kunnen burgemeester en wethouders verzoeken om een begroting met tekeningen te overleggen die voldoen aan de richtlijnen van het standaard referentiebestek”.
Ingevolge het bepaalde onder 5.2.5 van de Tarieventabel bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een reguliere bouwvergunning 15,3% van de bouwkosten met een minimum van € 98,70.
Ingevolge het bepaalde onder 5.3.2 van de Tarieventabel wordt, voor zover hier van belang, indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor een bouwvergunning moet worden verleend en toetsing aan welstandscriteria als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet moet plaatsvinden, het overeenkomstig artikel 5.2 berekende bedrag verhoogd met:
- -
3 promille van het deel van de bouwkosten dat niet meer bedraagt dan € 230.000,--;
- -
0.5 promille van het deel van de bouwkosten dat meer dan € 230.000,--, doch niet meer dan € 455.000,-- bedraagt;
- -
0.25 promille van het deel van de bouwkosten dat meer dan € 455.000,--, doch niet meer dan € 680.000,-- bedraagt.
De vraag of verweerder terecht de leges heeft berekend over een bedrag aan bouwkosten inclusief omzetbelasting dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Blijkens artikel 5.2.2 van de Tarieventabel dienen immers onder bouwkosten mede te worden begrepen de kosten van de gehele afwerking en de omzetbelasting. Eisers betoog dat op die wijze tweemaal belasting wordt geheven volgt de rechtbank niet, mede gelet op onderstaande overweging uit een arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2006, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJN AS4911. De Hoge Raad oordeelt daaromtrent als volgt:
“3.3 Middel III keert zich tegen `s Hofs oordeel dat de onderhavige verordening niet leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Het betoogt dat het opnemen van omzetbelasting in de heffingsgrondslag voor leges wel degelijk tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing leidt.
Het middel voert daartoe aan dat de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 een begrip aannemingssom kennen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen. Dit argument gaat niet op omdat de gemeente bij haar tariefstelling voor de leges niet aan die voorwaarden is gebonden en ervoor heeft mogen kiezen onder bouwkosten te verstaan de aannemingssom inclusief omzetbelasting. … Het middel faalt derhalve.”
Gelet hierop zal de rechtbank hierna uitgaan van bedragen inclusief omzetbelasting, dat wil zeggen dat, waar partijen bedragen exclusief omzetbelasting noemen, de rechtbank deze bedragen weergeeft inclusief omzetbelasting.
Wat betreft de hoogte van de bouwkosten oordeelt de rechtbank als volgt. Eiser heeft in de bouwaanvraag opgegeven dat de bouwkosten van de woning, inclusief omzetbelasting, op € 297.500,-- zijn geraamd. Burgemeester en wethouders hebben deze raming ondeugdelijk geacht en hebben, op grondslag van de regiorichtlijn bouwkosten 2009, de bouwkosten vastgesteld op een bedrag van € 476.000,--. In bezwaar heeft verweerder gevraagd om een begroting (met tekeningen) over te leggen die voldoet aan de richtlijnen van het STABU. Eiser heeft echter geen stukken overgelegd, waarop vervolgens verweerder het bezwaar ongegrond heeft geacht. Eerst in beroep en wel na heropening van het onderzoek heeft eiser desgevraagd de aannemingsovereenkomst overgelegd. Uit deze aannemingsovereenkomst blijkt dat de aannemingssom in totaal € 387.642,-- bedraagt.
Blijkens een arrest van het Hof Arnhem van 17 november 1989, LJN BG8768, brengt een redelijke uitleg van een bepaling, vergelijkbaar met artikel 5.2.2 van de Tarieventabel, mee dat, ingeval de bouwkosten aanvankelijk ambtshalve door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, de belastingplichtige in de bezwaar- respectievelijk beroepsfase in de gelegenheid wordt gesteld, aan de hand van een alsnog overgelegde begroting c.q. aan de hand van betaalde rekeningen de bouwkosten aan te tonen.
Blijkens vaste jurisprudentie is het aan verweerder de bouwkosten aannemelijk te maken. Verweerder heeft daartoe onder meer verwezen naar een quick scan, die is opgemaakt door Kleissen, waaruit blijkt dat de bouwkosten zijn geraamd op € 510.694,--. Daarmee heeft verweerder in eerste instantie voldaan aan zijn bewijslast.
Nu onder bouwkosten blijkens de Tarieventabel wordt verstaan de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de UAV 1989 (het bedrag waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daar niet onder begrepen) en eiser in beroep de aannemingsovereenkomst heeft overgelegd waaruit een substantieel lager bedrag aan bouwkosten blijkt, is het vervolgens aan verweerder aannemelijk te maken waarom hij uitgaat van de hogere bouwkosten. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder er niet in geslaagd dat aannemelijk te maken. Weliswaar voert verweerder aan dat in de aannemingssom een aantal stelposten is opgenomen dat nog kan leiden tot hogere bouwkosten en dat voor de keuken in het geheel geen stelpost is opgenomen maar daarmee maakt verweerder naar het oordeel van de rechtbank het verschil in bouwkosten ten opzichte van de eigen vaststelling niet aannemelijk, laat staan die van Kleissen. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de opgenomen stelposten haar niet onredelijk laag voorkomen en dat eiser ter zitting, onweersproken, heeft gesteld dat de uiteindelijke stelpost voor sanitair niet overschreden is. Wat betreft het ontbreken van een stelpost voor de aanleg van een keuken is de rechtbank, met verweerder, van oordeel dat die ten onrechte niet in de aannemingssom begrepen is. Gelet op de uitstraling en het uitrustingsniveau van de woning acht de rechtbank een stelpost voor de aanleg van een keuken van ongeveer € 25.000,-- niet onredelijk, maar daarmee is het grote verschil tussen aannemingsovereenkomst en geraamde bouwkosten nog niet verklaard.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bouwkosten ten onrechte heeft vastgesteld op een bedrag van € 476.000,-- en op grondslag daarvan de leges heeft berekend en in bezwaar gehandhaafd op € 8.090,80. De uitspraak op bezwaar komt dan ook voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook het door eiser voorgestane bedrag aan bouwkosten van aanvankelijk € 297.500,-- en in beroep gewijzigd in € 387.642,-- (inclusief omzetbelasting) onjuist is, gelet op het geheel ontbreken van een stelpost voor de bouw van de keuken. Daarvoor zal de rechtbank een bedrag van € 25.000,-- rekenen, zodat het totaal aan bouwkosten neerkomt op € 412.642,--. Op grond hiervan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.5 en artikel 5.3.2 van de Tarieventabel zal de rechtbank, zelf in de zaak voorziend, de aanslag leges herroepen en nader vaststellen op een bedrag van € 7.094,74 (zijnde € 6.313,42 voor het in behandeling nemen van een reguliere aanvraag bouwvergunning en € 781,32 in verband met de toetsing aan welstand).
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten betreffen reiskosten Almelo – A (tweemaal).
6. Beslissing
De rechtbank Almelo,
Recht doende:
- -
verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
herroept de beschikking in die zin dat de aanslag wordt verminderd tot € 7.094,74 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 8,40;
- -
gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. W.M.B. Elferink als voorzitter, en mrs J.H. Keuzenkamp en
S.A. van Hoof als leden, in tegenwoordigheid van K.M. van der Zalm, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2010
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.