Hof 's-Gravenhage, 13-03-2012, nr. 22-002385-10
ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8578, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
13-03-2012
- Zaaknummer
22-002385-10
- LJN
BV8578
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BV8578, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 13‑03‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:1112, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 13‑03‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft met voorbedachten raad gepoogd zijn echtgenote van het leven te beroven, waardoor het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen. Bij de strafoplegging houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met het advies van de gedragsdeskundigen om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen, alsmede met het feit dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Het hof legt aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren op.
Partij(en)
Rolnummer: 22-002385-10
Parketnummer: 12-715257-09
Datum uitspraak: 13 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 8 april 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1972,
adres: [straatnaam] te [Woonplaats] (België).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 20 september 2011 en 28 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het impliciet primair onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het impliciet subsidiair onder 1 en het primair impliciet primair onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, waaraan als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht is verbonden. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten
rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] met een (vuist)hamer meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], aan [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar
lichamelijk letsel heeft toegebracht, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [aangeefster] met een (vuist)hamer meermalen, althans eenmaal op/tegen
het hoofd te slaan, waardoor zij een impressiefractuur temporaal en/of een orbitafractuur, althans een of meerdere deuk(en) en/of breuk(en) en/of scheur(en) in de schedel heeft bekomen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2009 te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade aan [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] met een (vuist)hamer meermalen, althans
eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
nog meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg met een (vuist)hamer op en/of tegen het hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan die [aangeefster] enig lichamelijk letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
en/of
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade
aan [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven, althans haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig
overleg, die [aangeefster] de keel heeft dichtgeknepen en/of in een wurggreep heeft genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster], terwijl zij (ernstig) aan het hoofd verwond
was, al dan niet tweehandig en/of met kracht met een paraplu op en/of tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], opzettelijk [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) al dan niet tweehandig en/of met kracht
met een paraplu op en/of tegen en/of in de richting van haar hoofd en/of haar lichaam en/of op haar armen heeft geslagen, waardoor zij enig lichamelijk letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] met een scherp en/of puntig (afgebroken) deel van een paraplu, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen) in/bij de hals/nek en/of in een (boven)arm en/of in de rug (ter hoogte van en/of tussen en/of bij de schouderbladen) heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg met een scherp en/of puntig (afgebroken) deel van een paraplu, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp (meermalen)
in/bij de hals/nek en/of in een (boven)arm en/of in de rug (ter hoogte van en/of tussen en/of bij de schouderbladen) heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan die
[aangeefster] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief/alternatief impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief /alternatief primair impliciet primair (poging tot moord) ten laste gelegde, als voortgezette handeling heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] met een (vuist)hamer meermalen, op/tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en
hij op 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] de keel heeft dichtgeknepen en in een wurggreep heeft genomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- 2.
hij op 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster], terwijl zij (ernstig) aan het hoofd verwond was, tweehandig met kracht met een paraplu tegen haar hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 15 juni 2009, te [plaatsnaam], in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [aangeefster] (zijnde zijn, verdachtes echtgenote) van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [aangeefster] met een scherp (afgebroken) deel van een paraplu, in de hals/nek en in een (boven)arm en in de rug heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsverweer ten aanzien van het opzet en de voorbedachte rade van de verdachte
De verdediging heeft -vervat in de zich in het dossier bevindende zittingsnotities en hier voor zover thans van belang in de kern weergegeven - bepleit dat bij de verdachte geen sprake is geweest van opzet op het doden van zijn echtgenote en dat uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld. De verdachte dient naar de mening van de verdediging dan ook vrijgesproken te worden van de, zowel onder 1 als onder 2, ten laste gelegde pogingen tot moord/doodslag.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt dienaangaande het volgende. Het hof gaat daarbij op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van het navolgende uit.
Vanaf april 2009 ontstond bij de verdachte de indruk dat aangeefster afstandelijker jegens hem werd. Eind mei 2009 bemerkte hij dat zij sms'jes ontving op haar telefoon. Aangeefster gaf toen aan dat zij sms'te met een collega, genaamd [de collega], en dat zij vriendschappelijk met hem omging.
Begin juni 2009 ontstond bij de verdachte het vermoeden dat er tussen aangeefster en [de collega] seksueel contact plaatsvond. Op 6 juni 2009 liet aangeefster de verdachte weten dat zij met elkaar moesten praten. In het gesprek dat daarop volgde, gaf aangeefster aan sterke gevoelens voor [de collega] te hebben. Op 13 juni 2009 las hij seksueel getinte sms'jes op de telefoon van aangeefster. Verdachte was boos. Die dag is aangeefster bij [de collega] langs geweest. De verdachte gaf aangeefster aan met haar te willen praten, maar er vond geen gesprek plaats. De volgende dag vond verdachte in de wasmand een string van aangeefster met een spermaspoor alsmede een hem onbekende trui.
Op de avond van 14 juni 2009 zijn de verdachte en het slachtoffer naar hun gezamenlijke slaapkamer gegaan in hun woning in [plaatsnaam], gemeente [gemeente] om te slapen. De verdachte is rond middernacht opgestaan. Hij heeft een hamer gepakt, is de gezamenlijke slaapkamer binnengegaan waar aangeefster was en heeft aangeefster met de hamer een paar klappen op het hoofd gegeven. Aangeefster werd wakker, voelde vervolgens dat de verdachte haar beetpakte, haar met zijn handen om haar hals in de wurggreep pakte. Er ontstond een worsteling tussen de verdachte en aangeefster. Toen zij zichzelf had bevrijd uit deze wurggreep, pakte verdachte haar andermaal van achter met zijn beide handen om haar hals beet in nieuwe een poging om haar te wurgen. Al worstelend kwam aangeefster op de grond terecht. Zij voelde aan haar hoofd dat zij bloedde. Zij zag de verdachte met zowel een vuisthamer als haar gsm staan en hij toonde haar de tekst van een sms-bericht waarin het woord "genieten" voorkwam.
Aangeefster voelde dat het niet goed met haar ging en vroeg aan de verdachte om 112 te bellen. De verdachte belde daarop 112, gaf aan de telefoniste door dat zijn vrouw gewond was, doch zonder te zeggen wat er aan de hand was. Hij wilde de telefoon eerst niet aan aangeefster geven, maar die wist hem er toe te bewegen haar de telefoon toch te geven. Op verzoek van aangeefster pakte de verdachte een washand om het bloeden te stelpen.
Aangeefster ging vervolgens naar beneden en liep naar het huis van de buren, waar zij gillend aanbelde voor hulp. De verdachte kwam achter haar en trok aan haar, waarbij hij haar nachthemd van haar lichaam trok. Hij ging vervolgens terug naar de woning, kwam terug naar aangeefster en kwam met een paraplu op haar af waarmee hij tweehandig op haar begon in te slaan. Aangeefster weerde de slagen met de paraplu met haar armen af en pakte de paraplu vast, waarbij deze afbrak. De verdachte, die het handvat met het afgebroken gedeelte van de paraplu in zijn handen had, heeft met het scherpe gedeelte van de afgebroken paraplu op aangeefster ingestoken, waarbij hij haar raakte in haar hals/nek, op meerder plekken op haar linkerbovenarm en op haar rug bij haar rechterschouder. De verdachte pakte aangeefster vervolgens bij haar schouder beet en probeerde met het afgebroken gedeelte van de paraplu in haar buik te steken. Hierna wist aangeefster zich bij de buren in veiligheid te stellen.
De aangeefster heeft door het bovengenoemde handelen van de verdachte ernstig letsel opgelopen.
Er is geconstateerd dat er bij aangeefster sprake was van een schedelfractuur waarbij botfragmenten binnenwaarts verplaatst waren en van breuken in een oogkas.
Met de afgebroken paraplu was het zeer goed mogelijk met een krachtige steekbeweging de huid van aangeefster te doorboren. De maximale diepte van de steekwonden die met het voorwerp bereikt kon worden, bedroeg minstens 9,3 cm en daar waar sprake was van indrukbaarheid van de lichaamswand kon een steekdiepte van vele centimeters meer worden bereikt. Vooral grote bloedingen kunnen snel fataal verlopen.
De handelingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in onderling verband en samenhang bezien, worden aangemerkt als zijnde zo zeer gericht op de dood van aangeefster, dat het niet anders kan zijn dan dat het opzet van de verdachte op haar dood gericht is geweest, waaraan niet kan afdoen hetgeen door de verdediging in dit verband voor het overige naar voren is gebracht.
Het hof is op grond van voornoemde gang van zaken van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade en na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld. Hij heeft op meerdere momenten gedurende de periode van de hierboven beschreven feiten en omstandigheden de tijd gehad zich te beraden op het genomen besluit zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief/alternatief impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief /alternatief primair impliciet primair (poging tot moord) ten laste gelegde, levert op
de voortgezette handeling van poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Psychische overmacht
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt, nu - verkort en zakelijk weergegeven - verdachte zich in een ongewone psychische toestand heeft bevonden ten tijde van de ten laste gelegde feiten en de deskundigen hebben geconstateerd dat bij de verdachte sprake was van een dissociatieve reactie.
Voor zover de verdediging aldus heeft willen betogen dat de verdachte dientengevolge dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging overweegt het hof dienaangaande het volgende.
Het hof stelt voorop dat een beroep op psychisch overmacht slechts kan slagen wanneer sprake is van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Daarbij geldt dat de reactie op genoemde drang dient te voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheden leveren naar het oordeel van het hof geen van buiten komende drang op waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Ook overigens zijn op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep omstandigheden, die een geslaagd beroep op psychische overmacht zouden rechtvaardigen, niet aannemelijk geworden.
Derhalve komt de verdachte geen beroep op psychische overmacht toe en wordt het verweer verworpen.
Evenmin is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief/alternatief impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief /alternatief primair impliciet primair (poging tot moord) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze met voorbedachten raad [aangeefster] gepoogd van het leven te beroven, waardoor het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen. Het behoeft geen betoog dat dit een zeer ernstig feit is. De omstandigheid dat het slachtoffer niet aan haar verwondingen is overleden is geenszins aan de verdachte te danken. De verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk op de fysieke en persoonlijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Bovendien heeft het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep verklaard nog dagelijks de psychische en lichamelijke gevolgen te ondervinden van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan.
Daarnaast draagt een feit als het onderhavige een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt het ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van verbijstering, angst en onveiligheid teweeg.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, hetgeen haars inziens tot strafvermindering dient te leiden.
Het hof heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op een Pro Justitia rapportage, opgesteld door drs. G. Ameling, psycholoog d.d. 15 september 2009/6 november 2009, inhoudende -in de kern en voor zover thans van belang weergegeven- dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische, afhankelijke en wat theatrale stijlkenmerken, welke kenmerken ten tijde van het ten laste gelegde feiten aanwezig waren. De psychische toestand van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijkt zijn handelen in geringe mate te hebben beïnvloed. De gedragsdeskundige adviseert de verdachte voor wat betreft het eerste feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Nu de verdachte consequent volhoudt dat hij zich van het tweede feit niets kan herinneren, is de mate van toerekeningsvatbaarheid met betrekking tot dit feit haars inziens moeilijker te bepalen. Wel zou volgens deze gedragsdeskundige iemand met de intelligentie van de verdachte -zo er als sprake zou zijn van een pervasieve ontwikkelingsstoornis- geacht mogen worden de gevolgen van zijn gedragingen te beseffen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een Pro Justitia rapportage opgesteld door W. Eland, psychiater, d.d. 1 maart 2010. Deze gedragsdeskundige stelt -in de kern en voor zover thans van belang weergegeven- dat er bij de verdachte persoonlijkheidsproblematiek met vermijdende, afhankelijke en obsessief-compulsieve trekken bestaat, die de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde op zodanige wijze heeft beïnvloed dat die mede daaruit verklaard kunnen worden. Bij de verdachte is sprake van ernstige verdringing van gevoelens, waardoor de verdachte tot gedragingen in een veranderde bewustzijnstoestand kan komen. De gedragsdeskundige heeft geadviseerd om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof houdt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte rekening met de conclusies van beide gedragsdeskundigen.
Daarnaast heeft het hof in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 41975 en 41973 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een vuisthamer en een handvat en scherp afgebroken onderdeel van een paraplu, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals vermeld onder 38441, 38443, 38444, en 38839, en 41977 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- -
1 Schiessler Class nachtshirt en broek
- -
1 Gant Navigator jack
- -
1 paar bruin lederen slippers
- -
1 GSM, kleur zwart Apple Iphone.
- -
1 washand,
zal het hof de teruggave aan de rechthebbende gelasten.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 16.257,22 bestaande uit een bedrag van EUR 1.257,22 aan materiële schade en EUR 15.000,00 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist. Door de verdediging is gewezen op artikel 109 Burgerlijk Wetboek en de daarin gegeven mogelijkheid een schadevergoeding gezien de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht te matigen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 1.257,22 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering met betrekking tot deze schade zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts is naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich, voor zover zonder onevenredige belasting van het strafgeding kan worden vastgesteld, - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 15.000,00.
Toewijzen van voornoemde bedragen is naar het oordeel van het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Het hof wijst het verzoek van de verdediging tot matiging van de schadevergoeding dan ook af.
Voorts verwijst het hof de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 300,00.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 16.257,22 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief/alternatief impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief /alternatief primair impliciet primair (poging tot moord) ten laste gelegde als voortgezette handeling heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief/alternatief impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair impliciet primair (poging tot moord) en tweede cumulatief /alternatief primair impliciet primair (poging tot moord) als voortgezette handeling bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
Een handvat en scherp afgebroken onderdeel van een paraplu;
- -
Een vuisthamer.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
1 washand
- -
1 Schiessler Class nachtshirt en broek
- -
1 Gant Navigator jack
- -
1 paar bruin lederen slippers
- -
1 GSM, kleur zwart Apple Iphone.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1, eerste cumulatief primair impliciet primair (poging tot moord) en 2, eerste cumulatief, primair impliciet primair (poging tot moord) als voortgezette handeling bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 16.257,22 (zestienduizend tweehonderdzevenenvijftig euro en tweeëntwintig cent) bestaande uit EUR 1.257,22 (duizend tweehonderdzevenenvijftig euro en tweeëntwintig cent) materiële schade en EUR 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 300,00 (driehonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], een bedrag te betalen van EUR 16.257,22 (zestienduizend tweehonderdzevenenvijftig euro en tweeëntwintig cent) bestaande uit EUR 1.257,22 (duizend tweehonderdzevenenvijftig euro en tweeëntwintig cent) materiële schade en EUR 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 116 (honderdzestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Beveelt de opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 maart 2012.
Mr. M.C. Bongaerts is buiten staat dit arrest te ondertekenen.