HR, 20-03-2018, nr. 17/00652
ECLI:NL:HR:2018:391
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-03-2018
- Zaaknummer
17/00652
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:391, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑03‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:227
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2017:823, Niet ontvankelijk
ECLI:NL:PHR:2018:227, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:391
- Vindplaatsen
Uitspraak 20‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 17/02211.
Partij(en)
20 maart 2018
Strafkamer
nr. S 17/00652
SBE/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2017, nummer 21/004538-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2018.
Conclusie 30‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Geen middelen ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 17/02211.
Nr. 17/00652 Zitting: 30 januari 2018 | Mr. B.F. Keulen Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 7 februari 2017 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens (1) ‘diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’; (2) ‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’; (3) ‘medeplegen van poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, meermalen gepleegd’; (4) ‘medeplegen van gijzeling, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek als omschreven in artikel 27 Sr. Voorts zijn twee vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd en is de onttrekking aan het verkeer gelast van twee vuurwapens.
Er bestaat samenhang met de zaak 17/02211 tegen de medeverdachte [medeverdachte]. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte.
De aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv is op 15 mei 2017 in persoon aan de verdachte betekend. Zoals door de raadsman van de verdachte kenbaar is gemaakt bij brief van 13 juli 2017, is er geen schriftuur houdende cassatiemiddelen ingediend. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG