Het dossier is incompleet, maar deze informatie volgt uit het zich wel bij de stukken bevindende uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte, alsmede uit in het dossier gevoegde correspondentie.
HR, 07-01-2014, nr. 12/01964
ECLI:NL:HR:2014:34
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-01-2014
- Zaaknummer
12/01964
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:34, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2229, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2229, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:34, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0015
Uitspraak 07‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Verdachte n-o verklaard in h.b. Instelling h.b. door een advocaat d.m.v. een bijzondere schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker. De HR herhaalt de toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357 m.b.t. de eisen die worden gesteld aan een dergelijke volmacht en de ratio van die eisen. Het middel klaagt terecht dat het Hof hetgeen in die arresten is bepaald heeft miskend, nu uit het p-v. van de tz. in h.b. blijkt dat verdachte en zijn raadsman op die tz. zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Partij(en)
7 januari 2014
Strafkamer
nr. S 12/01964
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 maart 2012, nummer 23/003683-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op de grond dat – kort gezegd – het beroep niet is ingesteld op de wijze als bedoeld in HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102.
2.3.
In voormeld arrest zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:(i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet.
Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zonodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6999, NJ 2012/426), en evenmin op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend, in zo een geval niet is geschaad, zodat het verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8357, NJ 2013/75).
2.4.
Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend, nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte en de raadsman op die terechtzitting zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen.
3 Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014.
Conclusie 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Verdachte n-o verklaard in h.b. Instelling h.b. door een advocaat d.m.v. een bijzondere schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker. De HR herhaalt de toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, ECLI:NL:HR:2012:BV6999 en ECLI:NL:HR:2013:BY8357 m.b.t. de eisen die worden gesteld aan een dergelijke volmacht en de ratio van die eisen. Het middel klaagt terecht dat het Hof hetgeen in die arresten is bepaald heeft miskend, nu uit het p-v. van de tz. in h.b. blijkt dat verdachte en zijn raadsman op die tz. zijn verschenen en het aldaar verhandelde bezwaarlijk anders kan worden verstaan dan dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) h.b. te doen instellen.
Nr. 12/01964
Mr. Harteveld
Zitting 5 november 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 21 maart 2012 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank Haarlem van 29 augustus 2011, waarbij hij wegens een Opiumwetdelict is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.1.
2. Namens de verdachte heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
3.2. Blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2012 waren de verdachte en zijn raadsman mr. H.G. Koopman ter terechtzitting aanwezig.
3.3. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in dat hoger beroep en heeft daartoe het volgende overwogen:
“In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel van 31 augustus 2011, met daaraan gehecht een brief van de raadsman gericht aan de griffier van de rechtbank Haarlem, waarvan de inhoud - voor zover relevant - luidt:
“Namens dient, [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1977, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, welke mij in deze uitdrukkelijk gemachtigd heeft, geef ik middels deze volmacht aan een griffiemedewerker van de Rechtbank Haarlem om namens hem hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Meervoudige Strafkamer van de Rechtbank Haarlem d.d. 29 augustus 2011, waarbij cliënt veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Gemakshalve treft u bijgaand een afschrift van het voorblad van het vonnis. Ik verzoek u vriendelijk mij zo spoedig mogelijk de akte rechtsmiddel, bij voorkeur per telefax, te doen toekomen."
Op grond van artikel 450, eerste lid sub a juncto derde lid van het Wetboek van Strafvordering en gelet op de uit de memorie van toelichting op het voorstel van wet betreffende dit artikel blijkende bedoeling van de wetgever, dient een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen het volgende in te houden:
(1.) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep;
(2.) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep;
(3.) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding.
(vgl. HR 22 december 2009, NJ 2010, nr. 102)
Het hof stelt vast dat de voornoemde brief van de raadsman niet voldoet aan de vereisten onder nummer 2 en 3. Nu niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van het door een advocaat machtigen van de medewerker ter griffie tot het aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep en ook geen adres is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding, is het hoger beroep niet op rechtsgeldige wijze ingesteld en kan de verdachte niet worden ontvangen in het hoger beroep. Dat de zaak reeds eerder pro-forma is aangebracht doet daar niet aan af.
Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.”
3.4. In HR 22 december 2009, LJN BJ7810, NJ 2010/102 zijn eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
( i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Die eisen dienen te worden bezien tegen de achtergrond van de aanscherping van de wettelijke regeling voor het instellen van hoger beroep. Die aanscherping had tot doel problemen met betrekking tot de betekening van appeldagvaardingen te voorkomen althans te verminderen. Gelet op deze ratio van de eisen waaraan een door een advocaat verstrekte volmacht moet voldoen, is in zaken waarin ter terechtzitting in hoger beroep noch de verdachte noch een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen, daarom in de regel het door een advocaat door middel van een schriftelijke volmacht aan een griffiemedewerker ingestelde beroep niet-ontvankelijk indien die volmacht niet aan alle voormelde voorwaarden voldoet. Gelet op diezelfde ratio bestaat evenwel onvoldoende grond voor de niet-ontvankelijkverklaring van het appel op de grond dat de volmacht niet voldoet aan de hiervoor onder (i) genoemde voorwaarde ingeval ter terechtzitting in hoger beroep wel de verdachte of een door hem op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman is verschenen en deze aldaar - zo nodig daarnaar uitdrukkelijk gevraagd - heeft verklaard dat aan de verlening van de (onvolkomen) volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om (op rechtsgeldige wijze) hoger beroep te doen instellen, zodat dat verzuim voor gedekt kan worden gehouden (vgl. HR 20 maart 2012, LJN BV6999, NJ 2012/426). Indien de volmacht niet voldoet aan de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden is er evenmin reden voor niet-ontvankelijkverklaring ingeval de verdachte dan wel een op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, aangezien het belang dat met die voorwaarden is gediend dan niet is geschaad. Ook dan kan het verzuim voor gedekt worden gehouden (vgl. HR 22 januari 2013, LJN BY8357, NJ 2013/75).
3.5. Het middel klaagt terecht dat het Hof het voorgaande heeft miskend. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt immers dat de verdachte en de raadsman op die terechtzitting zijn verschenen, zodat de door het Hof genoemde verzuimen van de onder (ii) en (iii) vermelde voorwaarden voor gedekt kunnen worden gehouden. De door het Hof genoemde gronden waarop de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep steunt, kunnen die beslissing dus niet dragen.
3.6. Ter zijde merk ik alvast op dat de stukken van de behandeling in eerste aanleg thans ontbreken, de inleidende dagvaarding en de akte instellen hoger beroep incluis. Wel bevindt zich de onvolkomen volmacht van 31 augustus 2011 tot het instellen van hoger beroep in het dossier. Blijkens een e-mailwisseling tussen medewerkers van het Hof en de Rechtbank, daterend uit de maand oktober 2012, is het dossier niet in het archief van de Rechtbank aanwezig. Mogelijk biedt een nieuwe zoektocht naar de stukken na terugwijzing uitkomst. Om reeds thans in de vorm van enige (eind)beslissing te anticiperen op die uitkomst lijkt mij (te) prematuur.
3.7. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑11‑2013