Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/1118
Vereiste concretisering in vordering tot machtiging van OvJ tot leggen conservatoir beslag.
HR 15-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1591
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
18/04994
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1591, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:519, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑01‑2019
- Wetingang
Art. 94a-94c, 103 Sv
Essentie
Vereiste concretisering in vordering tot machtiging van OvJ tot leggen conservatoir beslag. De OvJ moet in de vordering tot machtiging tot het leggen van conservatoir beslag zo duidelijk mogelijk de aard van het voorgenomen beslag vermelden. In sommige gevallen moet het concrete voorwerp waarop de vordering betrekking heeft, worden genoemd, maar er bestaat geen algemene verplichting in iedere vordering tot machtiging tot het leggen van conservatoir beslag op voorhand ook de concrete voorwerpen waarop dat beslag betrekking heeft te omschrijven.