Besluit heffing van omzetbelasting met betrekking tot houdstermaatschappijen en het houden van aandelen in het algemeen
4
Geldend
Geldend vanaf 18-02-1991
- Redactionele toelichting
De datum van publicatie is de datum van afkondiging.
- Bronpublicatie:
18-02-1991, Infobulletin 1991, 000 (uitgifte: 18-02-1991, regelingnummer: VB91/347)
- Inwerkingtreding
18-02-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-1991, Infobulletin 1991, 000 (uitgifte: 18-02-1991, regelingnummer: VB91/347)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Een rechtvaardiging voor de hiervoor in punt 3 verwoorde opvatting lijkt mij te zijn gelegen in het feit dat een maatschappij als een zuivere holding in wezen geen ander karakter heeft dan dat van een individuele aandeelhouder en als zodanig niet kan worden geacht een activiteit te verrichten jegens de vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden of jegens een ander, maar uitsluitend ten eigen behoeve opereert, zodat haar activiteiten reeds daarom niet kunnen worden gequalificeerd als een prestatie in het economische verkeer (zie bijv.: het arrest van de Hoge Raad van 17 februari 1988, nr. 24275, BNB 1988/147). Zo kan naar ik meen worden gezegd dat die activiteiten op één lijn zijn te stellen met dan wel in het verlengde liggen van het ook buiten de werkingssfeer vallende vermogensbeheer. De door dit soort maatschappijen ontvangen dividenden hebben dan niet te gelden als een voor heffing van omzetbelasting belastbare vergoeding.